maandag 28 december 2009

Massaal verifiëren!

Veel van uw klanten verrichten leveringen en diensten over de grens, of nemen die af van ondernemers over de grens. Alle zakenrelaties van uw klanten hebben eens een BTW ID Nummer afgegeven en vermelden dat wellicht ook op facturen en briefpapier. Al die nummers zijn, als het goed is, geverifieerd toen ze voor het eerst werden doorgegeven. Bij de eerste transactie die men met elkaar deed. Dit is een goed moment om al die nummers (opnieuw) te verifieren. Ten eerste kunt u dan alle nummers verifieren die nu voor het eerst van belang worden in verband met de nieuwe regelgeving voor diensten over de grens. Ten tweede worden uw klanten geacht de nummers af en toe opnieuw te verifiëren. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit te doen. Bij de volgende lezing in de tweede week van januari, wordt behandeld welke mogelijkheden er zijn. Er wordt ook uitgelegd wanneer welke mogelijkheden het best gebruikt kunnen worden. Adressen en dergelijke worden natuurlijk ook verstrekt. Massaal verifieren kunt u het beste bij de eenheid van de Belastingdienst in Almelo.

maandag 21 december 2009

Voortaan eerder factureren!

Ondernemers die diensten verrichten over de grens waarbij volgens de nieuwe regels de BTW verschuldigd is bij de afnemer, dienen veelal eerder te gaan factureren. We zijn in Nederland gewend dat de BTW verschuldigd is op het moment dat die wordt uitgefactureerd. Zo is er dus niets aan de hand als een dienst in januari aan het einde van februari wordt gefactureerd. Dan is de BTW verschuldigd, zodat die voor het einde van maart op de aangifte moet zijn verantwoord en betaald. Vanaf januari geldt voor diensten over de grens, dat het moment van de dienst het moment is waarop de BTW verschuldigd is. Dat is vooral van belang bij diensten die ondernemers afnemen van andere ondernemers over de grens. Voor ondernemers die diensten verrichten aan anderen over de grens betekent het in veel gevallen echter wel dat zij eerder moeten factureren. De afnemer moet in staat zijn de verschuldigde BTW op de juiste aangifte te vermelden. Ook moet de dienst juist gelist worden. Dit betekent dat dezelfde dienst voor 15 februari moet zijn gefactureerd en dat de afnemer voor het einde van februari de BTW moet hebben voldaan.

dinsdag 15 december 2009

De Telegraaf over moment verschuldigdheid BTW

Vanmorgen heeft u wellicht ook De Telegraaf gelezen. Het ging op de financiële pagina onder meer over het nieuwe moment van verschuldigdheid van de BTW per 1-1-2010 en de vraag hoe er aan alle verplichtingen kan worden voldaan. De EVO, een organisatie van vervoerders, heeft alarm geslagen dat het nagenoeg onmogelijk is aan de eisen te voldoen. Er wordt ook een ander punt aangehaald in het artikel. Voor diensten die onder de hoofdregel vallen en sommige andere diensten, geldt straks dat ze belast zijn in het land van de afnemer. De verschuldigde BTW wordt dan altijd naar de afnemer verlegd. Vervolgens wordt er bij deze diensten een listing aangemaakt en kan er een matching plaats vinden door de Belastingdienst. Doordat de plaats van dienst bij deze diensten het land van de afnemer is, gelden de regels van dat land. Nu komt het voor dat de regels verschillen. In dit verband kan het met name hinderlijk zijn, dat diensten in het ene land onderworpen zijn aan de heffing en in het andere land niet. Bijvoorbeeld, omdat er naar richtlijntermen een vrijstelling geldt, ofwel, naar Nederlandse termen, het 0% tarief geldt. Dat komt bij vervoersdiensten zeker voor. Gelukkig maar dat onze staatssecretaris laconiek meldt dat het de ondernemer niet wordt kwalijk genomen als hij het fout doet. Hij (de ondernemer) moet wel hebben geprobeerd na te gaan of er verschillen zijn...

maandag 14 december 2009

Facturen en BTW

Alweer jaren geleden zijn de factuureisen aangescherpt in verband met de regels voor de heffing van BTW. Er zijn 12 eisen die aan een factuur worden gesteld, om het een goede factuur te laten zijn voor de BTW. Ik heb wat gegoogled of er goede voorbeelden te vinden zijn op het Internet. Helaas wel veel voorbeelden, maar weinig voorbeelden die geheel compleet zijn. Een veel vergeten eis is bijvoorbeeld het 'moment waarop de levering of dienst is verricht' per prestatie. Denk daarbij bijvoorbeeld aan onze eigen facturen voor onze eigen adviesdiensten. Meestal wordt het moment van de dienst niet vermeld. Als het wel wordt vermeld, dan alleen als er (uitgebreid) wordt gespecificeerd. In het verleden was dit niet zo’n heel erg belangrijke eis. Nederland heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het moment dat de factuur wordt uitgereikt het moment van verschuldigdheid van BTW te laten zijn. Met de nieuwe regels voor de plaats van dienst en de listing en matching die daarbij hoort, kan dit niet meer. De staatssecretaris is een praktisch mens (te praktisch soms, als hij gestolen informatie heelt, maar dat terzijde), maar hier ontkwam hij niet aan. Voor diensten over de grens, waarbij de verleggingsgregeling geldt, geldt als moment van verschuldigdheid het moment van de dienst. Om die reden wordt het ook belangrijker dit moment op de factuur te vermelden. Over dit soort dingen gaat de lezing in januari. We hebben factuurvoorbeelden gemaakt voor 7 verschillende situaties. Die kunt u direct naar uw klanten sturen ter controle. Dit is een goed moment om dit soort zaken op orde te krijgen in uw klantenbestand (en eventueel bij uw kantoor)...

donderdag 10 december 2009

Moment van verschuldigdheid BTW verandert per 1-1-2010!!

De grootste wijziging in de BTW van het moment is natuurlijk de wijziging in de plaats van dienst bij diensten over de grens binnen de EU. Daarover hebben we een aantal keren lezingen gehouden de afgelopen maanden. Een belangrijk aspect dat wijzigt in de administratieve verplichtingen in de BTW is het moment van verschuldigdheid van de BTW. Dit wás het moment van de factuur en het wórdt het moment van de dienst. Vooralsnog geldt deze wijziging voor de meeste diensten over de grens. Als het moment van de dienst het moment van de verschuldigdheid wordt, dan wordt het praktisch wel heel erg lastig om je aan de wet te houden als ondernemer. De dienst is bijvoorbeeld in maart 2010, de factuur wordt (verplicht) opgemaakt voor half april, de BTW wordt verwerkt in de aangifte van maart die vóór het einde van april gemaakt en betaald moet zijn. Bij de leverancier wordt de verlegging toegepast, dus hij doet feitelijk geen aangifte van BTW. Voor de afnemer is het nog lastiger. Die moet de naar hem verlegde BTW na ontvangst van de factuur en vóór het einde van de maand op de aangifte verwerkt en daadwerkelijk betaald hebben. Voor alle duidelijkheid: Hij ontvangt de factuur in dezelfde maand dat de verlegde BTW moet zijn aangegeven en betaald! Dat wordt uitdagend! De lezing van januari 2010 van Bennett BTW Adviseurs gaat onder meer hierover. Zorg dat u bent aangemeld voor deze lezing: Dinsdag 12 januari in Eindhoven, woensdag 13 januari in Vianen (VdValk) en donderdag 14 januari in Zwolle.

maandag 7 december 2009

Bewijs van vervoer

Bij de volgende lezing gaat het om de toepassing van het 0% tarief in de BTW bij Intra Communautaire transacties. Eén van de voorwaarden is dat de goederen zijn vervoerd naar een andere lidstaat van de EU ter zake van de levering. Dat kan vaak worden aangetoond aan de hand van een vervoersbewijs. Een heel gebruikelijk document is een zogeheten CMR. Als dit is opgemaakt door een derde vervoerder, dan kan het een prima bewijsmiddel zijn. Het geeft echter ook vaak problemen in de praktijk. Een CMR moet wel zijn afgetekend voor ontvangst. Het afschrift van de CMR dat is afgetekend voor ontvangst moet dan bovendien ook nog in de administratie zijn opgenomen van de leverancier. In de praktijk blijkt dat dit vaak niet in orde is. Het komt heel veel voor dat een deel van de CMR’s in de administratie niet afgetekend blijken te zijn. Het komt ook veel voor dat een deel van de CMR’s wel ‘ergens’ is opgeslagen, maar niet bij de leverancier. Op het moment dat de vraag aan de orde is of de goederen wel daadwerkelijk zijn vervoerd, dan is het lastig, zo niet onmogelijk, de juiste stukken nog boven water te krijgen…

dinsdag 1 december 2009

0% tarief en naheffingen...

De lezing van december gaat over de toepassing van het 0% tarief in de BTW en de specifieke risico’s die dat met zich brengt. Het heeft alles te maken met de wijze waarop de lidstaten van de EU fraude met BTW trachten te bestrijden. Een fraudeur met BTW heeft een leverancier nodig die hem het 0% tarief berekent. De fraudeur berekent vervolgens over de transactie BTW voor een opvolgende binnenlandse levering en voldoet deze BTW niet aan de Belastingdienst. De inkoop met 0% tarief is nodig om het bedrag aan verschuldigde BTW zo groot mogelijk te maken. In sommige branches wordt nog contant afgerekend. Dat geeft fraudeurs de bijzondere mogelijkheid om zich te gedragen als een ondernemer die ze niet zijn. Ze kunnen zelfs gebruik maken van de gegevens van een wel bestaande ondernemer. De fraudeur hoeft alleen stukken te maken die de leverancier overtuigen. Daarna doet hij zaken en betaalt contant. Alles lijkt te kloppen. Inschrijvingen in KvK, machtigingen, BTW ID nummers, etc. De goederen worden geleverd aan een locatie waar de koper ze aanneemt en er voor tekent. Zo staat vast dat de goederen voor de levering zijn vervoerd naar een andere lidstaat van de EU. Kortom, aan alle voorwaarden is voldaan voor de toepassing van het 0% tarief. Behalve, naar later blijkt, dat niet is geleverd aan de betreffende ondernemer, maar aan iemand die zich heeft gedragen als die ondernemer en contant heeft betaald…

woensdag 25 november 2009

0% tarief niet goed? Naheffing!!

De volgende lezing in december gaat over deze problematiek. Ik zal een paar weblogberichten maken met voorbeelden uit mijn eigen adviespraktijk. Hier en daar aangepast om de feiten onherkenbaar te maken. De voorbeelden geven een goed beeld van de risico’s die aan de orde zijn bij het toepassen van het 0% tarief. De leverancier past het 0% tarief toe. Het is een uitzondering, die aan voorwaarden gebonden is. Het voldoen aan de voorwaarden komt voor rekening van degene die het tarief toepast. Een grote Amerikaanse distributeur past op vrijwel alle transacties het 0% tarief toe. Vrijwel alles wordt vanuit Nederland doorgevoerd. Zo ook op de transactie met een Duitse afnemer. Het is een grote transactie. De transactie wordt net zo behandeld als alle andere transacties. Alleen wordt er eenmalig gebruik gemaakt van een andere expediteur op verzoek van de koper. De goederen komen uit Engeland naar Nederland. Ze worden betaald. De expediteur zorgt dat ze worden vervoerd naar de afnemer. De afnemer is nieuw voor de Amerikaan, maar is wel aanbevolen door de Engelse leverancier. Deze is al jaren een zakenrelatie. De goederen worden vervoerd naar de afnemer. De Belastingdienst komt langs en heft na. De aanleiding voor de controle is de constatering van fraude ergens anders in Europa. Waar en hoe weten we nog niet. De goederen blijken niet naar Duitsland vervoerd, maar naar Polen. Het BTW ID nummer is geverifieerd, maar bleek achteraf niet meer te kloppen op het moment van levering. Er is bovendien een Spaanse partij kennelijk bij de transactie betrokken wiens rol niet duidelijk is. De Amerikaan kent de Spanjaard helemaal niet, overigens. De naheffing wordt bestreden. Voor de Rechtbank is de procedure verloren. Er is Hoger Beroep ingesteld. Natuurlijk is dit een hele korte samenvatting van alle feiten, maar het geeft wel een beeld…

maandag 23 november 2009

Een oud gebouw is een onbebouwd terrein

Dat wil zeggen, als de sloop van dat oude gebouw al is aangevangen én is afgesproken dat die sloop voor rekening van de verkoper van het gebouw wordt uitgevoerd. Ik heb het hier over de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Don Bosco. Het Hof heeft vorige week geantwoord op vragen van de Hoge Raad. De levering van een bouwterrein is van rechtswege belast met BTW en daardoor is de verkrijging vrijgesteld van de heffing van Overdrachtsbelasting. De vraag was of daarvan sprake is in een situatie zoals ik die beschrijf, waarbij het gebouw er nog staat, maar de sloop al wel is aangevangen. Het Hof antwoordt van wel. Daarmee zou de levering van een gebouw dat wordt gesloopt zijn aan te merken als de levering van onbebouwde grond en doet de vraag zich voor of dat dan bouwterrein is of niet. Het is aan de Hoge Raad om dat te beslissen in de voorliggende casus. Tot dusverre was voor het antwoord op die vraag doorslaggevend of er handelingen waren verricht gericht op toekomstige bebouwing, naast de andere mogelijkheden, zoals vergunning en omgevingsfactoren. Nu bepaalt het Hof ook dat het begrip bouwterrein in de richtlijn de bedoeling heeft een terrein te zijn waarop een gebouw gerealiseerd gaat worden. Nu wordt het interessant als je wilt dat grond geen bouwterrein is, omdat je liever Overdrachtsbelasting hebt, er geen handelingen zijn verricht gericht op toekomstige bebouwing én er ook geen andere redenen zijn waarom de grond bouwterrein zou zijn. Dit, terwijl er wel onmiskenbaar een bedoeling is te gaan bouwen op de grond. Dan was het geen bouwterrein, maar als ik het Hof goed begrijp is dat strijdig met de bedoeling van de richtlijn. In hoeverre dit verder in deze zaak aan de orde komt is de vraag. Dat hangt van de Hoge Raad af. Wel een aandachtspunt in voorkomende gevallen, lijkt mij…

maandag 16 november 2009

Aftrek van BTW bij verkoop deelneming

Als een concern een deelneming deels of geheel afstoot door de verkoop van aandelen, komt de vraag op of de BTW aftrekbaar is die vermeld is op de facturen van de adviseurs bij de overname. Laten we uitgaan van een concern dat als geheel uitsluitend belaste prestaties verricht. Laten we er ook vanuit gaan dat de aandelen worden verkocht door een actief bedrijfsonderdeel, bijvoorbeeld een actieve (tussen) holding, die meer doet dan enkel aandelen houden. Er zijn dan twee redeneringen mogelijk. De BTW is aftrekbaar, want de diensten houden verband met de belaste prestaties die door het concern als geheel worden verricht, of de BTW is niet aftrekbaar, want de verkoop van aandelen is een activiteit die is onderworpen aan een vrijstelling. Al eerder is er in Nederlandse jurisprudentie het een en ander over gezegd. Het Hof van Justitie heeft zich onlangs over de vraag uitgelaten. Het Hof zegt dat de verkoop van aandelen een economische activiteit is. Die economische activiteit kan inhouden een overdracht van een onderneming, zoals in Nederland in artikel 31 is opgenomen. Dat laten we even buiten beschouwing. Anders is het een activiteit die is vrijgesteld in artikel 135-1-f Richtlijn, ofwel de vrijstelling voor verkoop van aandelen. Niettemin kan de BTW aftrekbaar zijn, “wanneer tussen de uitgaven voor de diensten in een eerder stadium en de economische activiteiten van de belastingplichtige in hun geheel een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestond". De verwijzende rechter moet nagaan of dat in dit feitencomplex aan de orde is. Dit betekent dat de BTW aftrekbaar kán zijn. Alle signalen moeten wel goed staan, moeiende holding, overigens belaste activiteiten en een rechtstreeks verband tussen de BTW en die activiteiten. Bedenk daarbij ook dat het hier ging om een verkoper (holding), die zelf ook belaste activiteiten verricht binnen concernverband, zoals management en dergelijke. Ik kom er later op terug hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de Nederlandse praktijk.

maandag 2 november 2009

Tijdstip van verschuldigdheid

Dat tijdstip gaat veranderen per 1-1-2010. Dat wil zeggen, voor diensten over de grens. Volgens de richtlijn is de BTW over een dienst verschuldigd op het moment dat de dienst is verricht. Een lidstaat mag hiervan afwijken. Nederland heeft dat altijd gedaan door als tijdstip van verschuldigdheid te kiezen het moment dat wordt gefactureerd. Dat moment dient te liggen binnen een bepaalde tijd na het verrichten van een dienst. Met de wijzigingen van de plaats van dienst per 1-1-2010 dienen dit soort administratieve dingen ook te worden aangepast. Anders worden diensten in verschillende aangiften en mogelijk op verschillende listings verantwoord. De verandering geldt alleen voor diensten over de grens. Volgens de staatssecretaris is de verandering praktisch goed te verwerken, dus wie zijn wij… De verandering is onder meer bedoeld om mismatches in de listings te voorkomen. Ik heb al eerder negatief uitgelaten over de listings met de stelling dat het niet werkt voor leveringen. Ook voor diensten gaat het niet werken, vrees ik. Denk aan een reeks van mogelijkheden waarbij mismatches kunnen ontstaan zonder dat er iets daadwerkelijk mis is. Verschillende omrekenkoersen, verschillende nummers binnen concern, verschillende momenten van verantwoorden, bijvoorbeeld door verschillende tempo’s in verwerking, etc, etc. En dan heb ik het nog niet over fouten, zoals onterecht wel of niet listen en typefouten en nummers en bedragen. Dit alles heeft er toe geleid dat het listen al sinds 1993 niet werkt bij leveringen… De lezing van januari 2010 gaat over administratieve verplichtingen. Daarbij komt dit onderwerp uitgebreid aan de orde.

woensdag 28 oktober 2009

Straks weer in bezwaar tegen BUA correcties

Ik schrijf 'weer in bezwaar', omdat een aantal van u dat al een paar jaren doet. Er zijn veel procedures aanhangig tegen verschillende elementen van het Besluit Uitsluiting Aftrek (BUA). Dat besluit heeft de wetgever in stand gelaten bij de invoering van een nieuw correctiesysteem dat richtlijnconform is. De kans is groot dat het BUA geheel of gedeeltelijk onverbindend zal worden verklaard. Alle bezwaren die dan zijn ingediend, zullen alsnog worden toegewezen. Dat zal ongetwijfeld de aandacht trekken van mensen. Daardoor verkeren accountants en adviseurs nu in de positie dat ze een bezwaar zullen moeten indienen voor elke klant die een BUA correctie toepast. Alle bezwaren worden aangehouden door de Belastingdienst, dus het zal weinig tijd vragen. De correcties worden in de laatste aangifte van het jaar opgenomen, zoals u weet. Het bezwaar is formeel een bezwaar tegen het bedrag van de betaling van die aangifte. Het dient binnen zes weken na betaling van de aangifte te zijn ingediend. Ik ben er van overtuigd dat klanten voor wie zo'n bezwaar nu niet wordt ingediend, dat hun adviseurs straks kwalijk zullen gaan nemen. Zorgt u ook dat u een goed onderbouwd bezwaar indient. Dan weet u zeker dat elk voordeel zich vertaald in een verminderingsbeschgikking voor uw klanten. Er zijn veel nieuwe procedures en nieuwe jurisprudentie die moet worden meegenomen voor het beste eindresultaat. De volgende lezing gaat onder meer over deze problematiek. Ik heb een concept bezwaarschrift gemaakt voor de deelnemers.

maandag 26 oktober 2009

Kantine en BTW

De volgende lezing gaat over de vraag hoe privé gebruik gecorrigeerd moet worden in de BTW. We hebben nu twee verschillende systemen in de wet, waarvan de wetgever heeft bepaald dat ze naast elkaar moeten bestaan. Het aloude Besluit Uitsluiting Aftrek (BUA) moest worden behouden van de wetgever. Het is afgestemd met het bedrijfsleven en het is gebleven. Dat heeft nogal gevolgen. Ten eerste wordt het systeem er erg onduidelijk van. Ik heb een beschrijvend memo gemaakt voor de lezing (zoals altijd) en kom tot 9 verschillende situaties waarbij het privé gebruik anders moet worden bezien. Niet echt duidelijk… Ten tweede is de kans nog steeds groot dat het BUA in het geheel onverbindend is. Eerder is al uitgesproken door een Rechtbank (Den Haag) dat het BUA onverbindend zou moeten zij daar waar het gaat om ‘spijzen en dranken’ die aan het personeel worden verstrekt. Dit zou betekenen dat de kantineregeling niet meer kan werken. Het is dus pleitbaar om af te zien van die correctie! Het wordt allemaal uitgebreid behandeld bij de volgende lezing en goed onderbouwd. Dan weten uw klanten in ieder geval wel waar ze aan toe zijn!

Nog een keer over vrijgesteld verzekeren

Inmiddels heb ik de uitspraak van het Hof van Justitie gelezen over de cessie van herverzekeringscontracten. Ik zou daar nog op terug komen. Lezing van een uitspraak van dit Hof geeft altijd bijzondere gezichtspunten. Zo bleek dat het Hof ook nog een paar bijzondere overwegingen had over wat in onze wet in artikel 31 is geregeld. Daar kom ik later misschien nog eens op terug. Voor de verzekeringsvrijstelling is het duidelijk. Niet van toepassing, zegt het Hof, want geen ‘handeling ter zake van verzekering of herverzekering’. Het is een andere dienst en die is belast. Andere vrijstellingen zijn ook niet aan de orde. Het Hof wijst er op dat er alleen sprake is van verzekeren als er een relatie ontstaat tussen een verzekeraar en een verzekerde. Het uitbesteden van het risico is in zo’n geval dus geen belemmering voor de vrijstelling. Eigenlijk allemaal wel bekend uit eerdere uitspraken. Kortom, bij cessie van verzekeringscontracten geldt geen vrijstelling!

vrijdag 23 oktober 2009

Vrijgesteld verzekerd, of niet...

Eén van de afgelopen dagen heeft het Hof van Justitie uitgesproken dat de verkoop van verzekeringspolissen niet vrijgesteld is van de heffing van BTW. Ik heb de uitspraak nog niet, dus ik weet er nog niet alles van. Ik zal er later in dit weblog dan ook nog op terug komen. Het leek me wel goed alvast te melden dat het mij niet verbaast, dat vrijstellingen minder ruim moeten worden uitgelegd dan wij in Nederland doen. Het Hof heeft bij herhaling uitgesproken dat vrijstellingen beperkt moeten worden uitgelegd, omdat het uitzonderingen zijn van het systeem. In Nederland beschouwen we ze van oudsher als een wezenlijk onderdeel van het systeem. In de praktijk betekent dit vrijwel altijd dat ze ruim (en ruimhartig) worden uitgelegd. De richtlijn bepaalt dat vrijgesteld moet zijn ‘handelingen ter zake van verzekering en herverzekering met inbegrip van daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringstussenpersonen’. Over die samenhangende diensten zou je het ook nog kunnen hebben, als het gaat om de hoeveelheid bemiddeling die je kunt verrichten totdat een contract tot stand komt. Meer dan één zou buiten deze bepaling kunnen vallen. Back-office handelingen zijn ook geen handelingen als hier bedoeld zijn. Heel wat verzekeraars behandelen die ten onrechte als vrijgesteld. Waarschuwingen door BTW adviseurs worden daar soms zelfs in eerste aanleg niet voor waar aangenomen… Er zijn gelukkig wel vaak andere oplossingen. Terug bij de uitspraak, die gaat over de verkoop van polissen. Ik weet niet precies wat daarmee wordt bedoeld. Ik neem aan de overdracht van alle rechten en plichten uit bestaande verzekeringsovereenkomsten. Die overdracht is volgens het Hof dan niet te beschouwen een handeling ter zake van…Ik kom er op terug.

zondag 18 oktober 2009

Paarden, sport en samengestelde diensten

Paarden zijn mooie dieren. De verbinding ligt niet direct voor de hand, maar er zijn nogal wat opmerkingen te maken over BTW en paardensport… Onlangs besliste een Rechtbank dat het paardrijden in de duinen niet is aan te merken als ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’. Dat laatste is onderworpen aan het verlaagde tarief. Dat geldt alleen als er gelegenheid gegeven wordt vanuit een sportaccommodatie. Zo gek was de gedachte niet, want de openbare weg kan dat ook zijn, als die maar is afgezet voor de betreffende sportbeoefening. Een manege is het ook en voor buitenritten vanuit de manege geldt het ook. Het geldt dus alleen niet voor ritten die altijd in het openbaar plaats vinden op paden die niet zijn afgesloten voor anderen. Weten we dan ook weer. Paarden hebben in het verleden al meer aanleiding gegeven voor BTW gedachten. Maneges kunnen een samengestelde dienst verrichten, die in geen enkele uitzondering of vrijstelling valt. Ze kunnen ook stallen verhuren (vrijgesteld), voer verkopen (6%) en gelegenheid geven tot sportbeoefening (6%). Het verschil zit ‘m in hetgeen partijen met elkaar afspreken. Ik verzorg je paard en je mag alle voorzieningen gebruiken, is het eerste. Een huurovereenkomst voor een stal leidt tot het tweede. Dit geldt tot op zekere hoogte voor heel veel leveringen en diensten, die je al dan niet samengesteld kunt aanbieden. Men dient dus uit te kijken wat er precies wordt afgesproken. Met paarden door de duinen is ook geen vervoer van personen, aldus de Rechtbank. Dan zal het ook wel geen privé vervoer zijn in de zin van het BUA. Gelukkig maar, anders had de voorbelasting ook moeten worden gecorrigeerd. Of niet, als het BUA onverbindend is. En daar gaat dan de volgende lezing over!

maandag 12 oktober 2009

Beroepsopleidingen en BTW

Beroepsopleidingen geven in de BTW al eerder aanleiding voor onrust. Heel kort weergegeven ging het als volgt. Er geldt een keuzemogelijkheid voor beroepsopleidingen, in die zin dat de aanbieder kan besluiten ze belast met BTW of vrijgesteld aan te bieden. Opgemerkt werd dat dit niet in overeenstemming is met de Richtlijn. Toen men de richtlijn wilde implementeren, werd opgemerkt in de branche dat dit toch wel vervelend zou zijn, in die zin dat een vrijstelling niet gewenst is door aftrekgerechtigde afnemers (de paradox van de BTW…). De gedachte kwam op om de keuze overeind te laten, maar dan anders. Daarop bleek dat ook het alternatief niet richtlijnconform werd geacht. De voorgestelde wijziging werd te elfder ure ingetrokken. Zo laat zelfs, dat sommigen in hun bedrijfsvoering al met de wijzigingen rekening hadden gehouden… Nu is er opnieuw een aanpassing voorzien per 1 januari a.s. Het blijft mogelijk om ‘beroepsopleidingen’ belast met BTW aan te bieden. De vrijstelling geldt, net als in de richtlijn, alleen voor erkende instellingen. Dit lijkt de mogelijkheid open te laten opleidingen belast en vrijgesteld aan te bieden. Dat zou een onderwijsinstelling vanuit twee rechtspersonen kunnen doen, waarvan er één erkend is. In zo’n geval zijn er ook hele goede mogelijkheden de verhouding tussen de twee rechtspersonen te optimaliseren voor de BTW. Het is niet helemaal duidelijk of het bedoeld is en geaccepteerd wordt dat er vanuit twee rechtspersonen gewerkt gaat worden. Zodra dat duidelijk is, meld ik dat weer hier…

zondag 4 oktober 2009

Harmonisatie

Er is sprake van harmonisatie van belastingen binnen de EU. Dat is het meest ver met de BTW. De Richtlijn tot harmonisatie van de BTW is een fijnmazig regelsysteem, dat als wet zou kunnen functioneren. De afwijkingen die er zijn tussen de EU landen hebben te maken met regels van vóór de harmonisatie, die nog gelden. In Nederland is het Besluit Uitsluiting Aftrek een prominent voorbeeld. Het wijkt af van de richtlijn en staat erg onder druk in jurisprudentie. Daar gaan we het over hebben in de lezing over privé gebruik. Door de harmonisatie en de aanpassingen in de richting van een volledig gelijk regelsysteem, verkeren we nu ook in een fase die het minst interessant is voor de burger/ondernemer. Er is veel harmonisatie, maar er zijn nog steeds grote verschillen. Er is de mogelijkheid BTW terug te vragen, die iets wordt vereenvoudigd, maar het blijft het geval dat er moet worden gecommuniceerd met alle landen waar BTW wordt teruggevraagd. Rechtszekerheid op onderdelen kan pas ontstaan nadat het Hof van Justitie zich heeft uitgesproken, waardoor een totale procedure nog eens een aantal jaren wordt verlengd. Kan zo al met al een jaar of tien duren!! Kortom, het is van alles niks voor een ondernemer die gewoon moet weten waar hij op te rekenen heeft. Ik denk dat het tijd wordt voor de EU eens flink door te pakken op het gebied van BTW. Dwingende eenheid in regels met de eigen Hoge Raad als eindpunt en alle BTW zaken afhandelen met de eigen inspecteur. Een teruggavenverzoek in kunnen dienen bij de eigen Belastingdienst helpt niets als je daarna nog te communiceren hebt met de Belastingdienst van het andere EU land.

maandag 28 september 2009

Listen en matchen

Iedereen kent wel de gang van zaken bij intra-communautaire transacties ofwel leveringen binnen Europa van het ene naar het andere land. De leverancier vermeldt de levering op een lijst en de afnemer ook. Die lijsten geven de Belastingdiensten van de lidstaten de gelegenheid om vast te stellen of bij de toepassing van het 0% tarief aan de ene kant een verwerving is aangegeven aan de andere kant. Dit systeem bestaat nu al meer dan 15 jaar. Het werkt echter niet goed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het nauwelijks een rol speelt bij het bestrijden van fraudes met BTW. Ook blijkt het uit de brieven die worden ontvangen door belastingplichtigen als zou blijken dat er iets niet klopt (een ‘mismatch’). Die brieven gaan vaak over eenvoudig oplosbare administratieve dingen. Dat is ook logisch als je bedenkt hoeveel varianten van onschuldige mismatches je zou kunnen bedenken. Aangeven in een ander tijdvak, gebruik maken van een ander nummer binnen concern, niet vermelden, maar wel aangeven, administratieve telfouten, verschillende beoordelingen doorleveringen of andere bijzondere situaties. De lijst zou eindeloos door kunnen gaan. Allemaal soorten van mismatches die er niet op wijzen dat er iets daadwerkelijk mis is. Toch gaan we dit systeem nu uitbreiden. Ook voor diensten moet er vanaf 1 januari a.s. lijstwerk worden bijgehouden. Ondanks de hiervoor vermelde bezwaren die bekend en besproken zijn, gaat het zeker door…

zondag 20 september 2009

Vertrouwen inspecteur en CCT

In een uitspraak van een Rechtbank lees ik dat het vertrouwensbeginsel zwaarder weegt dan een algemeen voorbehoud. De zaak gaat over een dga die een woning gaat bouwen en alle BTW in aftrek brengt. Hij doet dat, omdat hij een kamer in de woning verhuurt aan zijn holding, als werkkamer. Daardoor wordt hij in privé 7-2-b-ondernemer en gebruikt hij de woning gemengd voor economische en andere activiteiten. De situatie die bij HvJ CCT aan de orde was, dus. Ik heb er eerder over geschreven. Nu meent de inspecteur achteraf dat de man ten onrechte als ondernemer is aangemerkt op grond van het VdSteen arrest van het HvJ. In VdSteen sprak het Hof uit dat een dga die door zijn holding aan zijn werkmaatschappij wordt ter beschikking gesteld daarmee geen ondernemer is. Dit was anders dan de Nederlandse Hoge Raad een paar jaren eerder had uitgesproken. Het bijzondere is nu dat een dga natuurlijk best om andere redenen ondernemer voor de BTW kan zijn en blijven. Bijvoorbeeld voor de verhuur van onroerende zaken. Nu zou het kunnen dat deze Rechtbank, net als een andere niet zo lang geleden, meent dat de verhuur van de werkkamer niet tot ondernemerschap kan leiden, omdat deze onderdeel uitmaakt van de loondienstrelatie van de werknemer (dga) en de werkgever (zijn holding). Mij lijkt dat geen juiste gedachte, omdat 7-2-b in alle gevallen leidt tot ondernemerschap voor de BTW. Er gelden geen voorbehouden. Dan terugkerend bij de uitspraak over de werking van het vertrouwensbeginsel. Het lijkt mij dat dit niet aan de orde hoeft te komen, nu deze dga ondanks VdSteen gewoon ondernemer is gebleven. Dit zijn uitspraken die het gevolg zijn van naheffingsaanslagen die zijn opgelegd voor de BTW die is teruggevraagd op woningen. De stand van zaken komt aan de orde bij mijn volgende lezing, over 'privé gebruik'.

zondag 13 september 2009

Boetes en 'misbruik van recht'

In een procedure die vorige week is gepubliceerd, komt de vraag aan de orde in hoeverre een boete terecht is in een situatie dat er een BTW besparende constructie is toegepast. Het ging om een situatie die werd aangemerkt als 'misbruik van recht'. Dit heb ik in eerdere stukjes op dit blog al eens aan de orde gesteld. In principe kan iets in de BTW als misbruik van recht gelden ingevolge uitspraken van het Europese Hof van Justitie, waarvan Halifax de bekendste is. Ik gaf al eerder aan dat ik meen dat daar de grens ligt van wat je kunt doen om BTW te besparen. Nu ging het om de vraag of er een boete dient te gelden als er sprake is van misbruik van recht. Gevoelsmatig zou je zeggen van wel. Er is immers sprake van misbruik en dat hoort niet. Naar mijn mening terecht, werd in de bedoelde procedure vastgesteld van niet. De rechter oordeelde dat je in de oprechte veronderstelling kunt verkeren dat je iets doet dat juist en acceptabel is, ook als blijkt dat dit niet zo is. Getoetst dient aldus te worden wat de bedoeling van partijen was, toen zij hun beslissingen maakten. En dat was in het onderhavige geval niet om te weinig belasting te voldoen, maar om een lager doch juist bedrag aan belasting te voldoen. Dit betekent dat in de meeste gevallen de grenzen van de mogelijkheden kunnen worden opgezocht, zonder het risico van een boete. De eventuele pijn betreft dan alleen de misgelopen constructiemogelijkheden die verder van de rand liggen...

maandag 7 september 2009

Consequenties onverbindendheid 3-3-b

De eerstvolgende lezing van Bennett BTW Adviseurs gaat het om drie uitspraken die de gemoederen erg bezig houden. Over alledrie heb ik al eerder iets geschreven. In één van de uitspraken is artikel 3-3-b van de wet onverbindend verklaard op een deel van de werking. De vraag is nu wat de consequentie daarvan is. Uitgesproken is dat het artikel niet kan werken in de toevoeging ‘waaronder grond begrepen’. Dit zou betekenen dat in alle gevallen dat iemand een onroerende zaak laat realiseren op eigen grond, er geen sprake meer kan zijn van een heffing over de gehele waarde. De consequentie kan zijn dat de heffing wordt verminderd met de waarde van de grond. Denk aan een situatie waarbij een ziekenhuis wordt gebouwd op een locatie waar eerst een weiland is. Als het ziekenhuis het weiland aankoopt, dan is over de verkrijging Overdrachtsbelasting verschuldigd. Als het ziekenhuis dan wordt gebouwd, dan volgt een 3-3-b-heffing over de gehele voortbrengingskosten, dus inclusief de waarde van de grond (verhoogd met Ovb). Als de uitspraak van het Hof in stand blijft, dan vervalt die laatste heffing. Dit betekent dat de BTW over alle kosten niet in aftrek kan worden gebracht, omdat er geen belaste levering volgt. Het betekent ook dat de heffing over de voortbrengingskosten achterwege blijft. Het verschil is ongeveer gelijk aan de heffing van BTW over de grond in het voordeel van het ziekenhuis. Bij de advisering dient met deze uitspraak terdege rekening te worden gehouden, met name nu we het standpunt van de Hoge Raad nog niet kennen. In de volgende lezing wordt dit allemaal uitvoerig uitgelegd, dus kom langs in Eindhoven, Zwolle of Nieuwegein op 22, 23 of 24 september.

maandag 31 augustus 2009

BTW CCT niet na te heffen?

Eerder beweerden we tijdens lezingen, dat de BTW die is terug gevraagd op basis van het arrest Charles, Charles-Tijmens (CCT) van het Hof van Justitie, onder bepaalde omstandigheden niet is na te heffen door de inspecteur. Dit is onlangs bevestigd door één van de Rechtbanken. Het gaat om het volgende. Een dga is opgenomen in de fiscale eenheid omzetbelasting met zijn holding en werkmaatschappij. Dit ondanks dat hij uitsluitend ten behoeve van de werkmij werkt. Het HvJ heeft in het Van der Steen arrest uitgemaakt dat dit ten onrechte was. Als nu de teruggave BTW op basis van het CCT arrest is geweest vóór deze uitspraak en het gaat om een dergelijke dga, dan kan er niet worden nageheven. Het is nog wel enigszins oppassen met de overige omstandigheden van het geval. Zo moet het wel echt gaan om een dga zoals bedoeld in het VdSteen arrest. Veel dga’s blijven ondernemer ná dit arrest, omdat ze andere ondernemersactiviteiten hebben. Dan kan het anders liggen. Ook moet er (waarschijnlijk) sprake zijn van een bewuste stellingname (liefst met vertrouwen) van de inspecteur. Het voorgaande staat haaks op de oplossing van de staatssecretaris in zijn besluit naar aanleiding van het VdSteen arrest. Gouvernementeel ingestelde belastingplichtigen voor wie dit geldt, hebben zich behoorlijk in de vingers gesneden als zij zich aan dat besluit hebben gehouden… Helaas zijn daar ook mensen bij met adviseurs die ons niet geloofden… De mensen die echter voordeel hebben van de vreemde samenloop van fiscale techniek, hebben hun woonhuis wel heel goedkoop kunnen aankopen! De eerstvolgende lezing gaat over een drietal spectaculaire uitspraken op onroerend goed gebied. Ook die uitspraken leiden potentieel weer tot veel voordeel met BTW. CCT komt slechts zijdelings aan de orde. De daarop volgende lezing gaat over de wijzigingen in de regeling voor de plaats van dienst per 1-1-2010. De lezing daarna (in november) gaat over ‘Privégebruik’. Daarbij komt CCT zeker weer aan de orde.

vrijdag 21 augustus 2009

Particulier met weiland wordt ondernemer

Het is maar een voorbeeld, maar het zegt wel veel over hoe aan te kijken tegen structuren die bedoeld zijn om te voorkomen dat onnodig te veel belastinggeld wordt betaald. Een particulier heeft een weiland. Ooit eens zakelijk gebruikt, nu alleen nog hobby. Een projectontwikkelaar kan bouwen op het weiland en wil het graag kopen. Hij gaat iets bouwen waarbij de Overdrachtsbelasting wel hindert en de BTW niet. De Overdrachtsbelasting is een kostenpost in het project, waar de ontwikkelaar dus wel vanaf wil. Er is een vrijstelling Overdrachtsbelasting aan de orde als er BTW verschuldigd zou zijn van rechtswege. Het weiland wordt pas geleverd als het bouwterrein is. Het zou dan belast zijn met BTW van rechtswege. Echter, de leverancier is particulier en om die reden is de levering dan niet belast, zodat er wel Overdrachtsbelasting zou moeten worden betaald. Tenzij de particulier ondernemer wordt voor de BTW vóórdat hij levert. Dan wertkt het systeem wel en geldt de bedoelde vrijstelling. Is het nu een constructie, als een adviseur dit zodanig begeleidt dat het weiland door een ondernemer wordt geleverd? Volgens mij is het gewoonweg verstandig om het zo te doen...

donderdag 13 augustus 2009

Wat dan wel?

Heel veel structuren die worden aangeduid als 'BTW constructies', zijn wat mij betreft gewoon omstandigheden waarbij betrokkenen goed hebben nagedacht over de consequenties van hun handelen voor de heffing van BTW. Bij veel structuren rondom onroerende zaken die voor sport worden gebruikt, is dat wat mij betreft aan de orde. Ook voor veel structuren met roerende zaken voor ziekenhuizen en dergelijke is dat aan de orde. Het gaat dan om structuren die met name zijn opgezet om maximaal van bestaande mogelijkheden gebruik te maken. Dat is niet eens construeren, maar gewoon goed omgaan met de gecompliceerde regelgeving waarmee we nu eenmaal te maken hebben. Dat geldt voor heel veel elementen van structuren. Zo kan het veel gunstiger zijn te kopen van een ondernemer dan van een particulier onder omstandigheden. Het lijkt mij logisch dat die particulier dan overweegt ondernemer te worden voorafgaande aan de transactie. Gewoon, omdat iedereen daar dan beter van wordt. Ik zal de volgende keer een voorbeeld geven van het gevolg van het feit dat iemand al dan niet ondernemer is.

maandag 10 augustus 2009

Wat nog meer?

Wat veel wordt bestreden door de inspecteur zijn structuren waarbij de prijs ergens in de structuur wordt verlaagd naar een onzakelijk laag niveau. In de BTW kan dat, omdat er geen 'normale prijs' criterium geldt. Daarover is wel wetgeving in voorbereiding. Het mag van de Richtlijn (deze nieuwe wet), maar de heersende mening is dat deze er toch niet gaat komen. Een lagere prijs is een lagere vergoeding en dus betaal je minder BTW. De aftrek blijft in stand (in de voorafgaande transactie) als de transactie belast met BTW wordt uitgevoerd. De inspecteur kan vaak succesvol bestrijden in verband met het begrip 'de macht als eigenaar te beschikken'. Als die macht wordt overgedragen, is er al sprake van een levering voor de BTW. Dit betekent dat vaak niet de bedoelde transactie wordt bezien, maar een andere waarbij de macht van de eigenaar al is overgegaan op de gebruiker. Die transactie is in de structuur dan vaak ten onrechte niet als een levering behandeld. Daardoor wordt het eindresultaat anders dan de bedoeling. Hierna zal ik behandelen wat wel kan...

dinsdag 4 augustus 2009

Wat gaat vaak fout?

Ik zou voorbeelden geven van wat niet kan. Wat heel vaak fout gaat is dat er iets anders wordt uitgevoerd dan er door de adviseur is uitgewerkt. Op enig moment laat de adviseur het los en wordt de structuur geimplementeerd. Dat moet dan wel precies zo worden uitgevoerd als het is bedoeld. Dat gaat vaak mis. Een kleine afwijking van de bedoelingen kan betekenen dat er iets ontstaat dat bestrijdbaar is door de inspecteur. Ik heb als adviseur ook wel gezien dat oude structuren niet goed werden afgewikkeld. In het verleden kwam het vaak voor dat onroerende zaken belast werden verhuurd aan de vrijgestelde gebruiker. Binnen die structuur was het dan de bedoeling dat je daar na tien jaar mee stopt en daar was ook in voorzien. Dat moet je dan wel zo uitvoeren. Zo niet, dan blijft het voordeel afnemen en kan het zelfs omslaan in een nadeel...

woensdag 29 juli 2009

Wat mag wel?

De voorlopige conclusie is dat alles dat fiscaal voordeel brengt ook daadwerkelijk zo moet worden geconstrueerd. Dit is alleen anders, als het fraude is, schijnhandelingen betreft, of uit misbruik bestaat. De eerste buiten beschouwing gelaten, moeten we dus vooral waken voor misbruik van recht. Ik laat de eerste twee even buiten beschouwing, omdat we ons daar toch niet mee bezig houden. Fraude is altijd goedkoper. Het heeft echter ook prominente nadelen, omdat het niet mag en dus strafbaar is... Niet iets voor adviseurs, dus. De grens ligt voor ons dus bij misbruik. Alles dat geen misbruik is, moet worden toegepast als het gunstiger is voor de klant. Laat dit even op u inwerken. Het betekent namelijk dat alles dat hieraan voldoet aan uw klanten moet worden voorgelegd. Veel kantoren hebben nu het beleid om alles te vermijden dat op constructies lijkt. Deze conclusie is helemaal anders. We moeten construeren! In het volgende bericht geef ik voorbeelden van wat niet kan. Daarna geef ik voorbeelden van wat wel kan. En wat zou moeten, dus....

donderdag 23 juli 2009

Misbruik van recht

In het vorige bericht gaf ik aan wanneer iets voor de BTW als misbruik wordt aangemerkt. Hof Den Haag heeft onlangs een vaststelling gedaan van dusdanig misbruik in een uitspraak van 26 juni jl. In deze zaak komt het Hof tot de conclusie dat er sprake is van misbruik van recht, omdat het Hof meent dat objectief kan worden vastgesteld dat het wezenlijke doel van betrokkenen lag in het beoogde belastingvoordeel. Dat was in deze zaak vast te stellen, omdat er veel documentatie was van de motieven van betrokkenen. Dat is natuurlijk niet altijd zo. In dit geval ging het om een gemeente en een schoolgebouw. Dan is er altijd veel documentatie, ook van de besluitvorming. De gekozen structuur was verder voornamelijk gericht op het behalen van fiscaal voordeel doorte manipuleren met de prijs van het gebouw in kwestie. Het ligt voor de hand dat een dergelijke manipulatie gericht is op belastingvoordeel. Een ander doel is in de feiten niet te vinden. De uitspraak geeft aan wanneer iets misbruik is langs de lijnen van de uitspraken van het Hof van Justitie. Het geeft wat mij betreft ook aandat van een dergelijk misbruik niet heel snel sprake is. Er zijn dus mogelijkheden genoeg om voordeel te behalen zonder misbruik!

vrijdag 17 juli 2009

Halifax

In mijn vorige bericht kondigde ik aan dat ik zou aangeven waar de grenzen liggen tussen gebruik en misbruik van de wet. Het Hof van Justitie heeft in diverse uitspraken die grenzen aangegeven. De belangrijkste is Halifax. Daarin is overwogen dat er sprake is van misbruik van recht als er voldaan is aan twee criteria: (1) dat de betrokken transacties ertoe leiden dat er in strijd met het doel van de BTW bepalingen een belastingvoordeel wordt toegekend, en (2) uit het geheel van objectieve factoren blijkt dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen. Deze begrenzing blijft natuurlijk wel heel erg afhankelijk van de feiten, maar wordt wel toegepast door de Nederlandse rechters. Soms gaan die naar mijn mening verder dan nodig, omdat het Hof ook heeft aangegeven dat alle transacties moeten worden beschouwd als economische activiteiten, ook als ze uitsluitend zijn verricht om BTW voordeel te behalen. Het Hof zegt niet dat alles maar moet worden bestreden dat voordeel brengt en zo bedoeld is. In mijn berichten hierna zal ik wat concreter worden over de vraag wat nu wel kan (en dus moet...) en wat niet. Het eerstvolgende bericht gaat over een zeer recente uitspraak van Hof Den Haag waarin tot 'misbruik van recht' werd geconcludeerd.

donderdag 9 juli 2009

Constructies: Wat mag wel en wat mag niet?

In eerdere berichten heb ik al het een en ander opgemerkt over ‘BTW constructies’. Hierna wilde ik het hebben over wat wel en wat niet mogelijk is. Al eerder gaf ik mijn mening dat je als belastingplichtige de meest gunstige oplossing moet kiezen. De oplossing die het minste fiscale druk geeft, dus. De vraag die je dan zou kunnen stellen is waar de grenzen liggen. Wat mag nog wel en wat mag net niet. Die grenzen ga ik het nu over hebben. Daar is erg veel jurisprudentie over en daardoor lijkt het moeilijk. Ik denk dat het niet zo moeilijk hoeft te zijn. Een aantal dingen die niet kunnen, liggen erg voor de hand (al gaan ze vaak mis). Dat is fraude en schijnhandelingen. Fraude is alles wat bewust gedaan wordt op een manier die wettelijk is vastgelegd dat het niet mag. In de meeste gevallen is fraude onmiddellijk als zodanig herkenbaar. We houden ons er niet mee bezig. Schijnhandelingen zijn vastleggingen van het één, terwijl in werkelijkheid het ander zich voordoet. Minder makkelijk herkenbaar, maar ook daar houden we ons niet mee bezig. Het is soms ook voor eerzame burgers oppassen met de feiten. Wees er scherp op. Alleen feiten in de toekomst kunnen nog worden veranderd, die in het verleden absoluut niet. Een adviseur denkt na over alle varianten voor de toekomst, maar is tot niets bereid ten aanzien van het verleden. Feiten zijn feiten. Wat we dan overhouden is misbruik, of fraus legis. Voor de BTW geldt hier als richtsnoer wat het Hof van Justitie heeft gezegd in de uitspraak Halifax. In het volgende bericht zal ik aangeven wat daarin werd overwogen.

dinsdag 30 juni 2009

Integratieheffing in het nieuws

Tsjonge, die integratieheffing van 3-3-b houdt de gemoederen opeens heel erg bezig. Nu heeft het Hof Den Haag uitgesproken dat de bepaling deels strijdig is met de Richtlijn en op dat punt onverbindend verklaard moet worden. Het gaat om een heel belangrijk punt, namelijk de zinsnede ‘waaronder grond is begrepen’. Het gaat om de oude 3-1-h-bepaling en de Zesde Richtlijn. De vernummering van beide (!) verandert niets aan het oordeel. De redenering van het Hof is een hele gecompliceerde. Het stond niet in de wet en is er ingekomen bij de invoering van de Zesde Richtlijn. De wet werd toen aangepast. Volgens de toelichting op de Richtlijn zou de integratieheffing hier niet bedoeld zijn. In feite zegt het Hof dat het equivalent van 3-1-c bedoeld is, waarmee 3-1-h niet meer bedoeld kan zijn. Ik dacht dat de 3-1-h- ook voor de invoering van de Zesde Richtlijn werkte zoals die werkte. Dan zou je je kunnen afvragen of het niet een afwijking is die mag blijven, vanwege het feit dat de afwijking al voor de invoering van de richtlijnen zo bestaat. Het feit dat daartoe de wet is aangepast, lijkt mij daar niet aan afdoen. De werking is gelijk gebleven, daar gaat het om. Ook moeite heb ik met het feit dat het Hof de bepaling deels onverbindend verklaard, terwijl ze tegelijkertijd overweegt dat de wetgever bewust deze aanpassing heeft gemaakt. Dan zou je zeggen, niet onverbindend, maar alleen niet toepasbaar als een belastingplichtige een beroep doet op de directe werking van de (Zesde) Richtlijn. Het moet wel zo zijn dat het Hof geen enkele twijfel ziet voor de gekozen interpretatie van de (Zesde) Richtlijn. Ik denk dat er best ruimte was geweest voor prejudiciële vragen. Feit blijft, en dat is nu het belangrijkst, dat hiermee rekening gehouden moet worden in de adviespraktijk!

woensdag 24 juni 2009

Erfpacht en 3-3-b (vervolg)

In mijn vorige stukje gaf ik al aan dat ik meer ga schrijven over de uitspraak van het Hof Den Haag. De uitspraak betrof een structuur die tot grote besparingen leidt. De structuur kan aan de orde zijn als er een gebouw wordt gerealiseerd dat vervolgens (geheel of gedeeltelijk) gebruikt gaat worden voor vrijgestelde prestaties. Dan is er namelijk sprake van een 3-3-b-levering. Die is in zo'n geval aan de orde als er grond (met evt. opstallen) van de opdrachtgever wordt gebruikt om een gebouw te realiseren. Vrijgestelde prestaties en ter beschikking stellen van zaken, dus. De 3-3-b-levering heeft als consequentie dat alle BTW tijdens de bouw kan worden verrekend door degene die er mee te maken krijgt. Dat is logisch, omdat er op de bouw een belaste levering volgt. Ook al is dat een fictieve interne levering. Die aftrek kan onder omstandigheden gunstig zijn, vooral als de bouw lang duurt. Op het moment van eerste ingebruikneming volgt dan de levering en moet veelal het voordeel weer worden terugbetaald. De 3-3-b-levering kent een bijzondere maatstaf van heffing, die ofwel de waarde is van een vergelijkbaar goed, ofwel de kostprijs, zoals deze bij de ondernemer opkomt. Bij onroerende zaken zijn er vaak geen vergelijkbare goederen, dan geldt de kostprijs. Dat is de historische kostprijs, zoals deze zich heeft voorgedaan bij de betreffende ondernemer. Als die zaken heeft gebruikt, waarover hij beschikt omdat hij erfpachtrechten heeft verworven, dan is de uitspraak aan de orde van mijn vorige stukje. Volgende keer meer. Ook bij de lezing van september komt dit onderwerp aan de orde.

woensdag 17 juni 2009

Erfpacht en 3-3-b

Deze cryptische titel slaat op een uitspraak van het Gerechthof Den Haag van 17 april jl. Deze uitspraak is de aanleiding voor mijn vorige stukje in dit weblog. In deze uitspraak wordt een reeds lang bestaande BTW-constructie bij de bouw van onroerende zaken opnieuw bevestigd. Er zijn al eerder uitspraken geweest waarbij deze opzet wordt bevestigd, maar die lijkt niet iedereen op te merken. Aan deze uitspraak zie je ook niet meteen de vergaande gevolgen. De constructie, of opzet, is gericht op de uitwerking van een erfpachtsituatie, waarvan de waarde deel gaat uitmaken van de zogeheten 'voortbrengingskosten' die de maatstaf van heffing bepalen bij artikel 3-3-b van de Wet OB (voorheen 3-1-h). Het is een lastige opzet, die ik in een aantal stukjes in dit weblog zal gaan doornemen. Het is meteen ook een aanloopje naar de eerste lezing van Bennett BTW Adviseurs na de vakantie in september. Bij die lezing behandel ik ook de (algemene) vraag hoe je voordeel kunt bereiken bij het ontwikkelen van onroerende zaken. Ik behandel twee concrete mogelijke constructies, waarvan de door het Hof geaccordeerde erfpachtconstructie er één is. In het volgende stukje meer over die opzet. In dit stukje volsta ik met de relatie met artikel 3-3-b. Het belang van dat artikel schuilt in de maatstaf van heffing. Die is afwijkend, namelijk de 'voortbrengingskosten'. In dat begrip is bedoeld alle kosten te omvatten die verband houden met het voortbrengen van enig goed in eigen bedrijf. Dan gaat over dat gehele bedrag BTW, dat geheel of voor een deel vervolgens niet aftrekbaar is. Het Hof nu heeft uitgesproken dat bij een situatie waarbij iemand het recht van erfpacht verwerft, tot die voortbrengingskosten behoort de erfpachtcanon die zijn betaald tot het moment van eerste ingebruikneming. Het gaat er dan dat hetgeen in erfpacht is verworven wordt gebruikt voor de bouw van iets dat vervolgens aan de 3-3-b-levering is onderworpen. De inspecteur stelde de gekapitaliseerde waarde van het erfpachtrecht. Het is lastige materie, die 3-3-b, ook zonder erfpacht. Vandaar dat ik er hierna nog een aantal keren aandacht aan besteed. Bij de lezing is, zoals gewoonlijk, een aantal memo's bijgesloten. Eén daarvan behandelt de 3-3-b-levering.

woensdag 10 juni 2009

Constructie BTW en Onroerend goed

Er wordt heel wat af geconstrueerd rondom de verplichtingen die ontstaan bij de bouw en het gebruik van onroerend goed. Die 'constructies' betreffen dan de verplichtingen voor de BTW en de Overdrachtsbelasting. Bij velen in de adviespraktijk bestaat niettemin de gedachte dat dit niet meer zou kunnen. Bij veel collega's leeft ook de gedachte dat je het niet zou moeten willen. Constructie is dan eigenlijk een woord waaruit je zou kunnen afleiden dat je op het verkeerde spoor zit. Het zou niet meer kunnen, omdat het Hof van Justitie er een stokje voor heeft gestoken met een aantal uitspraken waarvan Halifax de bekendste is. Ik denk daar heel anders over. Het kan en het moet! Om met dat laatste te beginnen moet het niet, omdat we anti-fiscaal zijn. Het moet, omdat de wetgever de wet zo in elkaar heeft gezet. Op veel plaatsen in de wetsgeschiedenis vind je deze afweging terug. De wetten zijn gecompliceerd op dit punt en het is aan belastingplichtige om daarin de voor hem meest gunstige weg te vinden. Het systeem waarin de Wet OB en die van de Belastingen Rechtsverkeer de belangrijkste rollen spelen, veronderstelt veel keuzes van belastingplichtigen. Die keuzes moet je dus maken en je moet ze maken op een manier die jou als belastingplichtige het beste past. Dat wil de wetgever en het past bij het evenwicht tussen de belangen van de wetgever en de samenleving enerzijds en het betrokkken individu anderzijds. Kortom, u zult uw cliënten moeten begeleiden in de mogelijkheden die er zijn. Dat betreft dus ook mogelijkheden die feitelijk 'construeerbaar' zijn. Dat betekent immers niet anders dan dat je er vooraf over hebt nagedacht voordat je gaat bouwen en gebruiken. Het moet en het kan. Onlangs heeft één van onze Gerechtshoven nog de bedoeling van een adviseur geaccordeerd in een feitelijke situatie die je als 'constructie' zou kunnen aanduiden. Voor één stukje op dit blog te veel, vandaar dat ik de komende tijd vooral veel aandacht aan BTW en Onroerend goed ga besteden. In vrijwel elke situatie met onroerend goed kan een adviseur voor zijn klant geld verdienen. De eerste lezing na de zomer in september gaat erover en voor die tijd ga ik een aantal dingen uitleggen op dit blog. Ook constructies. Vanzelfsprekend alleen die wettelijk juist zijn...

zondag 7 juni 2009

Elektronisch factureren

Het is door de staatssecretaris eenvoudiger gemaakt. In feite gelden er nauwelijks nog beperkingen en alleen nog een paar aandachtspunten. Ik heb het dan over elektronisch factureren, ofwel een factuur opmaken en verzenden op digitale wijze, in beginsel zonder dat er papier aan te pas komt. In beginsel zonder papier, omdat veel ondernemers nog papier nodig zullen hebben om vervolgens een digitaal pdf document te kunnen scannen. Zo doe ik het, tenminste... De afnemer moet het goed vinden, maar wordt geacht zijn goedkeuring te hebben verleend als de digitale factuur wordt geaccepteerd. We zullen het hier ook over hebben bij onze volgende lezing over de Formaliteiten van de BTW op 18 juni a.s. Donderdag 11 juni a.s. is er een seminar dat uitsluitend gaat over elektronische factuurverwerking. Dit seminar wordt onder meer door Diginotar georganiseerd. Op hun site vindt u meer informatie. De lezing van Bennett BTW Adviseurs is een week later op 18 juni in AC Meeting Centre De Meern.

woensdag 3 juni 2009

Aftrekrecht, liefst meer dan te betalen BTW...

Het Gerechtshof geeft in Hoger Beroep alsnog het recht op aftrek van alle voorbelasting aan een organisator van een multiculti festival. Bij deze zaak draaide het om de vraag of er wel sprake was van ondernemerschap. De inspecteur meende van niet, want geen entreegelden. De organisator van wel, want sponsoropbrengsten. Vermoedelijk zal het festival in belangrijke mate uit subsidies zijn gefund, zodat aftrekrecht een structurele teruggave positie betekende. Tenminste, als de subsidies niet te beschouwen zijn als vergoedingen in de zin van de Wet OB. Het Gerechtshof geeft de organisator gelijk. Ondernemerschap, want de commerciële opzet richt zich op het verwerven van sponsorgelden. Het interessante is nu, dat deze uitspraak een tijdvak betreft toen er nog in de wet stond: ...aftrek, voor zover de goederen en diensten worden gebezigd in het kader van de onderneming... Inmiddels staat daar: ...aftrek, voor zover de goederen en diensten worden gebruikt voor belaste handelingen... De vraag is nu of alle voorbelasting direct te relateren is aan belaste handelingen (het werven van sponsors en het maken van reclame), of aan de algemene bedrijfsvoering (indien uitsluitend belaste prestaties). Zo niet, dan wordt het ondanks de uitspraak voor de tijdvakken na de wijziging in de wet toch weer anders. Aftrekrecht bepalen in dit soort situaties is een nagenoeg onmogelijke exercitie geworden. Eerst de onmogelijke vraag beantwoorden hoe het met ondernemerschap zit, vervolgens bepalen of de subsidies zijn te beschouwen als vergoedingen (ook niet altijd makkelijk), om daarna de hiervoor weergegeven vaststelling te maken. Drie stappen die moeilijker te nemen worden naar mate je meer van de BTW regelingen weet... Het goede nieuws is dat het eindresultaat héél interessant kan zijn, namelijk structureel geld terug ontvangen van de Belastingdienst! Na de zomer gaat één van de lezingen van Bennett over aftrekrecht!

dinsdag 2 juni 2009

Teruggaveverzoek te vroeg, of te laat!?

Als iemand de rekening niet betaalt, dan geldt dat de ondernemer de BTW op die rekening terug kan krijgen van de Belastingdienst. Dit staat in art. 29 Wet OB. De BTW moet worden teruggevraagd met een verzoek. Dat moet worden gedaan bij brief binnen een maand na afloop van het moment waarop redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de rekening niet meer wordt betaald. Of eigenlijk niet na dat moment, maar na het tijdvak waarin dat moment ligt. Uit jurisprudentie blijkt dat dit verzoek te vroeg of te laat kan worden gedaan. Te vroeg, als redelijkerwijze nog niet vast stond dat niet zou worden betaald. Dat is bijvoorbeeld aan de orde als er geen of onvoldoende inspanningen zijn gedaan om de rekening (en dus de BTW) te innen. Te laat, als de maand is verstreken! Zo doe je het dus niet zo makkelijk goed met zo'n verzoek. In feite zou iedereen een standaardmethode van werken moeten ontwikkelen voor deze verzoeken, waarbij er natuurlijk liever te vroeg dan te laat wordt terug gevraagd... Hoe hier mee om kan worden gegaan, komt ook aan de orde in onze volgende lezing over de 'formaliteiten van de BTW'. Dan bespreken we ook wat een ondernemer vooral niet moet doen, zoals 'intern crediteren'. Dat is 'valsheid in geschrifte' en kan ons als adviseurs onder omstandigheden aansprakelijk maken, of erger: strafbaar. Toch is dat een methode die nog heel vaak wordt gehanteerd. Het gaat om dingen die in praktijk ontstaan en heel logisch aanvoelen, maar die in sommige gevallen echt niet (meer) kunnen...

woensdag 27 mei 2009

BTW verschuldigd door vermelding

Vrijwel iedereen zal er mee bekend zijn dat BTW verschuldigd is als je het op een factuur vermeld. Dit systeem is uitgewerkt in art. 37 van de Wet OB. Dit is één van de wat kleinere onderwerpen die aan de orde komt bij de eerstvolgende lezing van Bennett. Inspecteurs grijpen vaak naar dit artikel in situaties van conflict. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat BTW is berekend aan een buitenlandse afnemer. Als de inspecteur meent dat dit ten onrechte is gebeurd, dan is de BTW niet aftrekbaar bij de afnemer, maar wel verschuldigd bij degene die de factuur heeft gemaakt. Niet aftrekbaar, omdat het niet om op juiste wijze berekende BTW gaat. Deze aftrek is vaak eenvoudig te weigeren, omdat deze meestal pas later, soms na verloop van het jaar, door de buitenlander in Heerlen wordt terug gevraagd. De BTW blijft verschuldigd in Nederland, omdat we art. 37 hebben. Dan gaan we crediteren en lopen tegen de voorwaarden aan die daarvoor gelden. Ik heb ze eerder in dit weblog al eens kort aangehaald. Kan heel lastig worden om dit op te lossen, in die zin dat het oplosbaar is maar heel veel inspanningen kost. Vandaar dat het wel goed is om te weten onder welke omstandigheden art. 37 Wet OB niet kan werken. Dat is het geval als degene die de factuur maakt geen ondernemer is (of 'belastingplichtige' in de zin van de Richtlijn), of de afnemer dat niet is.

Fraude, de cijfers

Gisteren schreef ik over intracommunautaire BTW fraude en de vraag welke bedragen er nu mee gemoeid zijn. Euro 654 miljoen over 5 jaar of Euro 100 milliard per jaar in de hele EU. Ik zou het nog eens nalezen. De rapporten maken het duidelijk, maar uit de antwoorden op de vragen blijkt het al. Het tweede enorme nauwelijks te geloven bedrag is aannemelijker dan het eerste, dat al erg genoeg zou zijn... Het minder hoge bedrag is gebaseerd op gegevens van de FIOD, die zijn gebaseerd op de fraude die is opgemerkt door de FIOD. Zonder daar cynisch over te zijn, zal iedereen begrijpen dat dit niet alle fraude zal betreffen. Al met al ben ik er van overtuigd dat intracommunautaire fraude ('carousselfraude') alleen al in Nederland om miljarden per jaar gaat! Als iemand die bij de overheid met deze fraude bezig is, geïnteresseerd is, zou ik willen vragen bel me eens, want ik heb een oplossing. Arrogant, ik weet het, maar het gaat om iets dat technisch kan werken en al is uitgedacht samen met een club die aan de overheid is gerelateerd. Nu nog bij de juiste man of vrouw op het bureau krijgen...

dinsdag 26 mei 2009

Intracommunautaire BTW fraude

De staatssecretaris antwoordt op vragen uit de Kamer over het rapport van de Rekenkamer over deze fraude. Wat me aan dat rapport opvalt is het bedrag aan fiscaal nadeel dat wordt genoemd. Dat zou Euro 654 mio bedragen in de periode 2003-2007. Dat is om meerdere redenen bijzonder. Ten eerste: Hoe zou dat berekend zijn? Een berekenening, of benadering van een berekening, zou betekenen dat je de fraude wel zo ongeveer in beeld hebt. Op Europees niveau wordt dit echter wel als een deel van het probleem gezien. Hoe krijg je de fraude goed in beeld? Met name de kleinere fraudes met BTW lijken mij nauwelijks op te merken. En toch zijn die zeer verstorend voor het functioneren van de maatschappij. Een tweede opmerking ten aanzien van het genoemde schadebedrag betreft de hoogte van het bedrag. Het is een heel hoog bedrag, maar als je uitgaat van de Europese cijfers lijkt het probleem nog veel groter. Daar zie ik bedragen voorbij komen van Euro 100 mia (miliard, dus) per jaar. Als Nederland 5% betaalt aan de EU, dan zou dat kunnen betekenen dat Nederland 5% van de economische waarde van de EU vertegenwoordigt. Dan zou er sprake zijn van Euro 5 mia per jaar voor Nederland. We weten het niet. Het hoge bedrag dat in EU verband eens is genoemd, is gerelateerd aan een maximum in de 'ergste' jaren. Met name Engeland heeft een deel van de fraude nu onder de knie. Ook het einde van de FCIB Bank schijnt heel veel verschil te maken. Het blijft intrigerende materie, die BTW-fraude. Ik ga het rapport van de Rekenkamer nog eens lezen en kom er dan weer op terug...

maandag 25 mei 2009

Naheffen niet mogelijk na suppletie

Eerder heb ik het al gehad over crediteren, elektronisch factureren en dergelijke. Allemaal onderwerpen die aan de orde komen bij onze volgende lezing. Vandaag maak ik (alvast) een paar opmerkingen over een situatie dat een inspecteur niet meer kan naheffen, ondanks dat vast staat dat een belastingplichtige te weinig heeft betaald! Altijd goed om te weten voor een klant, toch? Het gaat om een situatie dat een verzoek om teruggave is gedaan bij suppletie en dat dit verzoek is gehonoreerd door de inspecteur. Onderscheid moet worden gemaakt in twee denkbare situaties. Ofwel er is teruggevraagd wat eerder te veel is betaald, ofwel wat eerder te weinig zou zijn teruggevraagd. In het laatste geval is naheffing voor de inspecteur niet meer mogelijk! De redenering van de Hoge Raad is dat in een dergelijk geval een niet-wettelijk verzoek om teruggave is gehonoreerd door de inspecteur. De AWR laat naheffing niet meer toe. Dat geldt niet in het andere geval, dat terug is gegeven wat eerder te veel zou zijn betaald. Dan is naheffing wel mogelijk. Er blijft echter toch een effect dat u moet kennen. Naheffing is wel mogelijk, maar een boete niet! Bij de lezing komt dit verder aan de orde met meer uitleg. Ik denk dat elke adviseur dit moet weten, want u kunt zich voorstellen dat de inspecteur soms aan deze uitspraken van de Hoge Raad moet worden herinnerd!!

dinsdag 19 mei 2009

Teruggaveverzoek buitenlandse BTW: Anders! Of niet?

Er ligt een nieuw wetsvoorstel voor de Wet OB waarover ik het al eerder had. Het is het wetsvoorstel waarin ook de nieuwe regeling voor de plaats van dienst is opgenomen. In datzelfde voorstel is ook de nieuwe regeling opgenomen voor verzoeken om teruggave van BTW die is betaald in een andere lidstaat van de EU. Een aftrekgerechtigde ondernemer heeft recht op teruggave van BTW, ook in andere lidstaten. Die BTW kan worden teruggevraagd in de betreffende lidstaat met een eenvoudig formulier. Deze procedure wordt nu anders. Naar het schijnt heel anders en, vooral, eenvoudiger! Ik heb daar mijn twijfels over, over die eenvoud. Het is weliswaar zo dat alle verzoeken van alle lidstaten straks bij de eigen lidstaat kunnen worden ingediend, maar eenvoudiger wordt het verder niet. De teruggaveverzoeken worden doorgestuurd naar de andere lidstaten. Die kunnen daarop reageren met vragen. In feite is het zo dat, ná het doorsturen, de ondernemer weer gewoon te maken heeft met de Belastingdienst van het land waar het verzoek op van toepassing is. Ik heb zo'n idee dat er dan verder niets verandert. Als dat waar is, dan moet elk internationaal opererend bedrijf nog steeds gewoon per lidstaat bijhouden wat de status is van het verzoek. Voor sommige lidstaten zal dat meer aandacht vragen dan voor andere. Net als nu...

donderdag 14 mei 2009

Listing bij diensten

Vanmiddag gaat de lezing van Bennett over de nieuwe regels voor de plaats van dienst in de BTW. De regels gaan in op 1 januari a.s. en één van de nieuwe dingen is dat een ondernemer een 'listing' moet gaan maken voor alle diensten over de grens. Zowel de diensten die hij zelf verleent aan andere ondernemers buiten Nederland en binnen Europa, als omgekeerd. Het is heel logisch, zo'n listing, maar gaat het ook nut hebben? Dat raakt aan de vraag of listing bij leveringen binnen Europa wel nut heeft. Een listing is een overzicht van alle transacties die intracommunautair zijn gedaan. Tot nu met leveringen en binnenkort dus ook met diensten. In theorie sluiten de listings van de ene ondernemer aan met die van de andere. In theorie, want er zijn natuurlijk oneindig veel redenen waarom die listing niet aansluit. Ik noem er een paar. Het anders omrekenen van verschillende valuta, het in verschillende tijdvakken opnemen van de verschuldigde BTW, terecht of onterecht, het op een ander BTW nummer aangeven van BTW, terecht of onterecht, etc. In theorie zouden al die afwijkingen door de Belastingdienst moeten kunnen worden opgemerkt. In de praktijk is dat nu niet zo met leveringen. En die regeling bestaat al ruim 15 jaar....

maandag 11 mei 2009

Wetgever liever niet hernummeren

De wetgever ontkomt er niet aan om regelmatig fiscale wetgeving aan te passen. Dat is heel logisch. Dat daarbij wel eens hernummerd moet worden begrijp ik ook. Toch zou ik er voor willen pleiten sommige artikelnummers niet te veranderen. Dat zijn van die nummers waar een bepaalde handeling fiscaal mee wordt benoemd. Denk daarbij aan een 31 overdracht in de BTW of de aloude 3-1-h-levering. Die laatste is een aantal jaren terug een 3-3-b-levering geworden. Geeft niet, zou je zeggen, maar het praat echt een stuk lastiger. Ik noemde de 31 overdracht, omdat in het nieuwe wetsvoorstel voor de regels voor de plaats van dienst, zoals die gaan wijzigen per 1-1-2010, ook dat mooie nummer gaat veranderen. Als het voorstel zo wet wordt, tenminste. Ik zag in het commentaar van de NOB dat ze hier ook een opmerking over hebben gemaakt. Dat is mooi. Het is niet zo academisch als de andere opmerkingen en wellicht ook minder belangrijk, maar ik ben toch blij dat de NOB dit opmerkt. Dan zal ik het later in dit weblog ook over de wellicht belangrijker zaken hebben. Dat doe ik natuurlijk ook donderdag a.s. bij de lezing over dit onderwerp.

donderdag 7 mei 2009

Vermogensetikettering in de BTW

Er zijn toch veel leuke onderwerpen om te behandelen bij de lezing over onroerend goed. En deze komt ook aan de orde bij de lezing over formaliteiten in de BTW (in juni). Om met die laatste te beginnen: om alle BTW op bijvoorbeeld een woning af te kunnen trekken bij gemengd gebruik van die woning (privé én zakelijk), moet je in de administratie van de ondernemer de vermogensetikettering vastleggen. Er moet dus ergens in de administratie een stuk zijn waarop staat dat er voor is gekozen de woning deel te laten uitmaken van het vermogen van de onderneming voor de heffing van BTW. Een formaliteitje dat vaak wordt gemist en waarvan al jurisprudentie is, dat dan de BTW niet aftrekbaar is.... Ik heb het dan over een situatie die inmiddels bekend staat als CCT. Een ondernemer voor de BTW bouwt een woning en mag, bij gemengd gebruik van de woning, de BTW aftrekken. Voor het privédeel volgen correcties. Dit betekent dat een ondernemer goedkoper uit is met zijn nieuwe woning dan een niet-ondernemer. Het Hof van Justitie van de EU vindt dit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Een belastingplichtige voor de BTW heeft nu eenmaal een andere positie dan een niet-belastingplichtige.

Onroerend goed puzzle

De meeste mensen weten wel dat het aandacht vraagt hoe BTW en Overdrachtsbelasting zich met elkaar verhouden bij een onroerend goed transactie. Ik durf de stelling wel aan dat het altijd fiscaal aantrekkelijker wordt als de puzzle goed wordt gemaakt. Er zijn heel veel elementen waarmee rekening gehouden dient te worden. Daar is weer een nieuw elementje bij. De vrijstelling Overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten geldt vogens Hof Den Haag ook voor natuurlijke personen. Dit, vanwege de werking van het gelijkheidsbeginsel. Een heel vergaand gevolg van dit beginsel. Met monumenten is het altijd extra oppassen. Er zal niet snel sprake zijn van vervaardiging, ook al wijzigt de bestemming. Zo zijn er nog wel meer opmerkelijkheden bij monumenten, die de uitslag van de puzzle beter kunnen maken (of slechter...).

dinsdag 5 mei 2009

Tijd voor verordening?

De BTW regelgeving wordt volledig beheerst door de BTW Richtlijn van de EU. Daarnaast zijn er ook verordeningen op deelonderwerpen. Het werken met de Richtlijn kan in de praktijk heel lastig zijn, omdat een richtlijn een aanwijzing is voor een wetgever van een lidstaat. Door bepaalde manieren van interpreteren en doordat de Richtlijn voor belastingplichtigen 'directe werking' heeft, is de invloed echter veel groter. Naar mijn gevoel maakt deze gang van zaken dat sommige delen van de wetgeving voor de BTW volkomen onnodig zeer gecompliceerd zijn geworden. Zo meent de Belastingdienst op het moment dat verhuur geen verhuur is in de zin van de BTW als er diensten aan worden toegevoegd. Een onderwerp waar ik nog op terug kom. Ik behandel het ook in de onroerend goed lezing van september. In beginsel kun je vrij makkelijk afgrenzen wanneer verhuur vrijgesteld zou moeten zijn. Het wordt nu moeilijk, omdat we een Nederlandse wet hebben, die gebaseerd is op civiel recht en we hebben een Richtlijn met een interpretatie van het Hof van Justitie. Al die regels bij elkaar worden verschillend geïnterpreteerd en je hebt onnodige verwarring. Met een verordening zou deze verwarring zich niet voordoen. Vandaar mijn vraag of het niet tijd is voor een verordening op het gebied van de BTW. Ik kwam hierop toen ik las dat er prejudiciële vragen zijn gesteld of iets een levering of een dienst is.....

maandag 4 mei 2009

Elektronisch factureren

De overheid tracht elektronisch factureren te stimuleren. Mede om die reden heeft de staatssecretaris het eenvoudiger gemaakt. Heel kort gezegd, zou je kunnen vaststellen dat er geen bijzondere eisen meer zijn. Des te belangrijker dat je zelf zorgt dat de juistheid van een factuur gewaarborgd is, ook als die elektronisch is opgemaakt en verzonden. Er zijn eenvoudige en goedkope oplossingen beschikbaar. Ik heb me er niet in verdiept, maar weet dat bijvoorbeeld Diginotar goede oplossingen heeft. Op hun site kun je ook zien hoeveel het bespaart om facturen elektronisch op te maken en te verzenden. Bij onze lezing over de formaliteiten van de BTW van 18 juni a.s. komt elektronisch factureren ook aan de orde.

vrijdag 1 mei 2009

Crediteren bestaat niet!

Het blijft leuk om dat over crediteren te beweren. Dat het niet zou bestaan. Dat is natuurlijk niet zo, het komt juist dagelijks voor. Toch bestaat het op een bepaalde manier niet, omdat het niet voorkomt in de Wet op de Omzetbelasting 1968. Het debiteren van BTW levert onmiddellijk een verplichting op, al was het uit art. 37 van de wet. Het crediteren echter neemt die verplichting niet weg. We doen in de praktijk alsof dat wel zo is. Is het fout, nou dan crediteren we toch... Volgens de staatssecretaris leidt dit crediteren alleen tot een correctie BTW als 'het risico op het verlies van belastinginkomsten' wordt weggenomen. Hij noemt daar drie methoden voor die niet echt haalbaar zijn in de praktijk. Uitspraken van het Hof van Justitie van de EU geven gelukkig meer ruimte. Alleen blijkt daar weer een andere correctiemethode uit. Niet op de aangifte, maar met een apart verzoek. De praktijk redt zich wel, althans zolang de inspecteur het goed vindt... In de lezing van Bennett van juni wordt op de risico's bij crediteren uitgebreid ingegaan en hoe die kunnen worden weggenomen. Ik meen dat iedereen die zou moeten kennen.

woensdag 29 april 2009

Rechter geeft wetgever een standje

In een procedure over de toepassing van artikel 12a van de Wet OB, heeft het Hof Den Haag overwogen dat de wetgever duidelijker had moeten zijn. De tekst van het artikel dekt het doel en de strekking niet. Het Hof stelt vast dat op basis van het artikel de belasting kan worden nageheven die in rekening is gebracht ter zake van de levering aan diegene aan wie de aanslag is opgelegd (de koper) en niet de belasting die verschuldigd is door herziening. Dit blijkt volgens het Hof zonneklaar uit de tekst van het artikel. De rechtszekerheid laat dan niet toe de bedoeling van de tekst te laten doorwegen. Het gevolg is dat de aanslag vervalt. Het gevolg is eigenlijk ook dat artikel 12a niet meer aan de bedoeling van de wetgever kan voldoen. Het artikel is in de wet gekomen, omdat mededelingen van de koper bij de levering van onroerend goed de gevolgen bij de verkoper kunnen bepalen. Als een levering belast is, omdat de koper het pand zegt te gaan gebruiken voor belaste prestaties en dat niet doet, dan waren de gevolgen voor de verkoper. Met het genoemde artikel was het de bedoeling de gevolgen bij de koper te leggen. Dat is naar nu blijkt niet gelukt. Tenminste, als de uitspraak van het Hof later wordt bevestigd door de Hoge Raad. Ik neem aan dat de wetgever dit snel zal herstellen, omdat er anders een deur wagenwijd lijkt open te staan. Immers, waar moet de Belastingdienst nu de belasting naheffen die is bedoeld in artikel 12a? Ik was toch al van plan dit artikel te bespreken in de onroerend goed lezing van september en ga dat nu zeker doen!

maandag 27 april 2009

Onroerend goed en BTW; voor de liefhebbers

Voor de liefhebbers van dit onderwerp, is er vandaag een Conclusie gepubliceerd van AG Van Hilten van de Hoge Raad. Een ondernemer laat in loods verbouwen om er zelf tijdelijk in te wonen. Wel aftrek, geen heffing concludeert de AG. Het is volkomen logisch, maar tot aan deze conclusie waren de uitspraken anders. Het geeft aan hoe gecompliceerd het onderwerp onroerend goed en BTW tegenwoordig kan zijn. De BTW op de verbouwing is aftrekbaar, omdat er belaste prestaties mee worden verricht, namelijk 'interne diensten', ofwel diensten aan de ondernemer zelf. Dat daar toen nog geen heffing voor bestond in Nederland doet aan die conclusie niet af. Overigens zou het met die heffing nog tot een gunstig resultaat hebben geleid. De verbouwde loods is 23 maanden voor privé gebruikt. De heffing over die interne dienst zou ongetwijfeld aanzienlijk minder zijn geweest, dan de BTW op de verbouwing. Iedereen weet nog dat uit uitspraken van het Hof van Justitie van de EU (Charles Tijmens is de bekendste) bleek, dat alle BTW aftrekbaar is op elk aangeschafte goed dat mede voor de onderneming wordt gebruikt en tot het vermogen van die onderneming voor de BTW wordt gerekend. Toch zijn niet alle gevolgen van die uitspraak en de wijzigingen van de regelingen daarna, altijd duidelijk in elke casus. Dit, terwijl ze toch vaak gunstig uitpakken voor een ondernemer. Dit zijn dingen waaraan ik aandacht besteed bij de lezing die heb gepland over dit onderwerp.

zondag 26 april 2009

Adviesdienst aan klant buiten NL; waar belast?

Zoals u heeft gelezen gaat onze eerstvolgende lezing over de BTW heffing op diensten over de grens. Hoe zit het nu met de diensten die u zelf als adviseur verricht voor klanten buiten NL? De eigen declaraties van een belastingadviseur moeten natuurlijk gewoon goed zijn! Het is gelukkig eenvoudig, nu 'diensten door raadgevende personen' in de meest eenvoudige categorie vallen. We gaan dan uit van een dienst door een Nederlandse adviseur aan een klant buiten Nederland, doch binnen de EU. Bijvoorbeeld een dienst van u aan een Duitse klant. We gaan er ook van uit dat de klant ondernemer is. Dan geldt tot 1-1-2010 volgens de huidige regeling dat de dienst belast is in het land van de afnemer. Bovendien geldt voor deze categorie diensten dat in alle landen van de EU een verleggingsregeling geldt. U kunt dan volstaan met de aanduiding 'BTW Verlegd' op de declaratie. De afnemer dient de BTW te voldoen op zijn aangifte. De afnemer mag de BTW in de meeste gevallen op dezelfde aangifte weer in aftrek brengen. Onder de huidige regeling is dit een uitzondering. Onder de regeling die gaat gelden vanaf 1-1-2010 is het de hoofdregel. Uw diensten vallen dan onder die hoofdregel. Het enige wat dan verandert, is de verplichting de dienst op een listing te vermelden. Het kan geen kwaad ook dat goed uit te leggen aan uw klanten buiten Nederland.

donderdag 23 april 2009

Verleggingsregeling BTW

Verleggingsregelingen voor de BTW zijn makkelijk. Om uw geheugen op te frissen: Een verleggingsregeling werkt zo dat niet de dienstverrichter de BTW moet voldoen in een voor hem vreemd land, maar de afnemer in het eigen land. Die afnemer vermeldt de verschuldigde BTW op de aangifte én, in de meeste gevallen, trekt diezelfde BTW weer af op dezelfde aangifte. Verleggingsregelingen zijn dus bedoeld als vereenvoudiging. En ze zijn ook eenvoudig. Het enige is dat u en uw klanten wel moeten weten wanneer ze van toepassing zijn en hoe ze dan werken. In de nieuwe regeling voor de plaats van dienst, komt het veel meer dan vroeger voor dat een verleggingsregeling aan de orde is. De hoofdregel wordt dat de BTW verschuldigd is in het land van de afnemer en dat dan een verleggingsregeling geldt. De dienstverrichter vermeldt dan op zijn factuur 'BTW Verlegd' en de afnemer vermeldt de BTW op zijn aangifte als verschuldigde BTW en, meestal, ook als aftrekbare. Dit soort dingen komen ook uitgebreid aan de orde in onze volgende lezing van 14 mei a.s. Op de site staan alle gegevens van deze lezing.

dinsdag 21 april 2009

Verlies van belastinginkomsten

Vandaag las ik een uitspraak waarbij de rechter in zijn overwegingen meeneemt of er risico is op verlies van belastinginkomsten. Dat begrip komt uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. Je komt het begrip ook tegen in aanschrijvingen van de staatssecretaris. Ik noemde het ook in mijn vorige bericht. Dit soort afwegingen worden meer en meer belangrijk in de voor de heffing van BTW geldende regels. Zo is het van belang bij de vraag of je kunt crediteren en of het crediteren gevolgen heeft voor de BTW schuld die is ontstaan bij het daaraan voorafgaande debiteren. Volgens de staatssecretaris is teruggave van BTW maar in een beperkt aantal gevallen mogelijk. De meeste mensen menen dat je de BTW altijd kunt verrekenen, als je een eerdere factuur crediteert. Dat is (formeel) niet juist. Het is niet de methode die het Hof van Justitie aanreikt en het is volgens de staatssecretaris maar in een beperkt aantal gevallen juist. Dit zijn dingen waar ik binnenkort in een lezing aandacht aan besteed: De formaliteiten van de BTW! Terug naar de uitspraak van vandaag. De rechter meent dat een naheffingsaanslag terecht is opgelegd bij iemand die ten onrechte BTW had berekend. Het was berekend en dus ben je het verschuldigd. Het was ten onrechte berekend, omdat hij geen ondernemer was. Ik vraag me af of naheffen van BTW mogelijk is bij iemand die geen ondernemer is of was. Die is immers geen subject van de wet waarop de aanslag gebaseerd is.

maandag 20 april 2009

Voor alle zekerheid...

Een cliënt van mij houdt zich bezig met sportsponsoring. Voor een opdracht in Italië was het de vraag waar de BTW verschuldigd was, Nederland (hoofdregel), of Italië (reclamedienst). De cliënt berekende 'voor alle zekerheid' Nederlandse BTW. De Italiaanse afnemer betaalde deze niet, maar vroeg de BTW wel terug in Nederland, ook 'voor alle zekerheid'. De inspecteur kwam langs bij mijn cliënt, meende dat de BTW ten onrechte was berekend, maar was het er niet mee eens dat deze niet was aangegeven en legde een naheffingsaanslag op, misschien ook wel 'voor alle zekerheid'. De BTW was vermeld en is dus verschuldigd. Een verzoek om teruggave werd geweigerd. Er was weliswaar inmiddels gecrediteerd, maar er was ook een groot risico op verlies van belastinginkomsten. Dit, ondanks dat het verzoek om teruggave van de Italiaan ook was geweigerd. Dat kon de inspecteur overigens niet bevestigen, vanwege zijn geheimhoudingsplicht. Uiteindelijk is alles opgelost, maar daar waren veel inspanningen voor nodig, onder meer van mij als BTW specialist. Ik weet zeker dat de cliënt het liever ineens goed had gedaan. Voor de oplossing is van belang dat het een reclamedienst was en dus dat er Italiaanse BTW had moeten worden berekend. Dat wil zeggen, die kon worden verlegd naar de Italiaanse afnemer. Dat lijkt lastig, maar had er op neer gekomen dat het goed was geweest als de cliënt 'BTW verlegd' op de factuur zou hebben vermeld...

donderdag 16 april 2009

Plaats van dienst helemaal anders!

Zoals u weet verandert de regeling voor de 'plaats van dienst' in de BTW. Vraagt u zich nu af wat dat betekent en wat een plaats van dienst ook al weer is, dan zou u kunnen besluiten onze eerstvolgende lezing te volgen. Dan krijgt u ook een duidelijk memo voor uzelf en een memo dat u direct op eigen papier naar uw klanten kunt sturen als ware het van uzelf. Bovendien heb ik hele handzame schema's gemaakt waarop in één oogopslag kunt zien in welk land een dienst 'over de grens' belast is. De verandering is in de grond van de zaak niet heel moeilijk. De hoofdregel is nu, dat een dienst belast is in het land van degene die de dienst verricht. Een Nederlandse ondernemer dient dus in beginsel Nederlandse BTW te berekenen. Die hoofdregel draait als het ware om. In plaats van de BTW van het land van de dienstverrichter, wordt de BTW van het land van de afnemer de hoofdregel. Er zijn uitzonderingen, vandaar de schema's. Binnenkort meld ik de datum van de lezing.

woensdag 15 april 2009

Jacht met BTW voordeel

U las vorige week ook de uitspraak over de verhuur van een schip met kapitein. Met kapitein is de verhuur van het schip het vervoer van personen geworden tegen het verlaagde tarief voor de BTW. Misschien dacht u toen ook aan het offensief dat de staatssecretaris enige maanden terug aankondigde tegen fraude met BTW op jachten. Niet alle voordeel voor de BTW op jachten is fraude! Natuurlijk is er veel fraude en is de actie begrijpelijk. Vaak is de fraude gewoon het gevolg van een slechte structuur gericht op besparing. Als je een structuur hebt die bij een borrel is aanbevolen en die er op neer komt dat je niet alle feiten kunt melden aan de Belastingdienst, tsja, dan is het waarschijnlijk inderdaad fraude. Er zijn echter heel veel structuren die zich richten op een gunstiger eindresultaat voor de BTW en waar helemaal niets mis mee is. Zo is het vervoeren van personen daadwerkelijk onderworpen aan het verlaagde tarief en dat kan gunstig zijn. Ook bestaan er oplossingen in een aantal landen aan de Middellandse Zee die zijn ontworpen door de overheden van die landen en die tot forse besparingen leiden. Er zijn daarnaast nog heel veel structuren mogelijk. Ook zonder fraude kan er vaak veel worden bespaard! De helft van de BTW besparen op de aanschaf van een jacht door een particulier is goed haalbaar.

BTW berichten

Iedereen in het fiscale vak houdt dagelijks de vakliteratuur bij. Ik ga in dit blog geen lijst van vakliteratuur maken. Wat ik wel ga doen is mijn eigen ideeën weergeven over wat er voorbij komt in de vakliteratuur. De bedoeling is het dat de lezer er heel concreet mee aan de slag kan.