dinsdag 30 juni 2009

Integratieheffing in het nieuws

Tsjonge, die integratieheffing van 3-3-b houdt de gemoederen opeens heel erg bezig. Nu heeft het Hof Den Haag uitgesproken dat de bepaling deels strijdig is met de Richtlijn en op dat punt onverbindend verklaard moet worden. Het gaat om een heel belangrijk punt, namelijk de zinsnede ‘waaronder grond is begrepen’. Het gaat om de oude 3-1-h-bepaling en de Zesde Richtlijn. De vernummering van beide (!) verandert niets aan het oordeel. De redenering van het Hof is een hele gecompliceerde. Het stond niet in de wet en is er ingekomen bij de invoering van de Zesde Richtlijn. De wet werd toen aangepast. Volgens de toelichting op de Richtlijn zou de integratieheffing hier niet bedoeld zijn. In feite zegt het Hof dat het equivalent van 3-1-c bedoeld is, waarmee 3-1-h niet meer bedoeld kan zijn. Ik dacht dat de 3-1-h- ook voor de invoering van de Zesde Richtlijn werkte zoals die werkte. Dan zou je je kunnen afvragen of het niet een afwijking is die mag blijven, vanwege het feit dat de afwijking al voor de invoering van de richtlijnen zo bestaat. Het feit dat daartoe de wet is aangepast, lijkt mij daar niet aan afdoen. De werking is gelijk gebleven, daar gaat het om. Ook moeite heb ik met het feit dat het Hof de bepaling deels onverbindend verklaard, terwijl ze tegelijkertijd overweegt dat de wetgever bewust deze aanpassing heeft gemaakt. Dan zou je zeggen, niet onverbindend, maar alleen niet toepasbaar als een belastingplichtige een beroep doet op de directe werking van de (Zesde) Richtlijn. Het moet wel zo zijn dat het Hof geen enkele twijfel ziet voor de gekozen interpretatie van de (Zesde) Richtlijn. Ik denk dat er best ruimte was geweest voor prejudiciĆ«le vragen. Feit blijft, en dat is nu het belangrijkst, dat hiermee rekening gehouden moet worden in de adviespraktijk!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten