maandag 28 september 2009

Listen en matchen

Iedereen kent wel de gang van zaken bij intra-communautaire transacties ofwel leveringen binnen Europa van het ene naar het andere land. De leverancier vermeldt de levering op een lijst en de afnemer ook. Die lijsten geven de Belastingdiensten van de lidstaten de gelegenheid om vast te stellen of bij de toepassing van het 0% tarief aan de ene kant een verwerving is aangegeven aan de andere kant. Dit systeem bestaat nu al meer dan 15 jaar. Het werkt echter niet goed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het nauwelijks een rol speelt bij het bestrijden van fraudes met BTW. Ook blijkt het uit de brieven die worden ontvangen door belastingplichtigen als zou blijken dat er iets niet klopt (een ‘mismatch’). Die brieven gaan vaak over eenvoudig oplosbare administratieve dingen. Dat is ook logisch als je bedenkt hoeveel varianten van onschuldige mismatches je zou kunnen bedenken. Aangeven in een ander tijdvak, gebruik maken van een ander nummer binnen concern, niet vermelden, maar wel aangeven, administratieve telfouten, verschillende beoordelingen doorleveringen of andere bijzondere situaties. De lijst zou eindeloos door kunnen gaan. Allemaal soorten van mismatches die er niet op wijzen dat er iets daadwerkelijk mis is. Toch gaan we dit systeem nu uitbreiden. Ook voor diensten moet er vanaf 1 januari a.s. lijstwerk worden bijgehouden. Ondanks de hiervoor vermelde bezwaren die bekend en besproken zijn, gaat het zeker door…

zondag 20 september 2009

Vertrouwen inspecteur en CCT

In een uitspraak van een Rechtbank lees ik dat het vertrouwensbeginsel zwaarder weegt dan een algemeen voorbehoud. De zaak gaat over een dga die een woning gaat bouwen en alle BTW in aftrek brengt. Hij doet dat, omdat hij een kamer in de woning verhuurt aan zijn holding, als werkkamer. Daardoor wordt hij in privé 7-2-b-ondernemer en gebruikt hij de woning gemengd voor economische en andere activiteiten. De situatie die bij HvJ CCT aan de orde was, dus. Ik heb er eerder over geschreven. Nu meent de inspecteur achteraf dat de man ten onrechte als ondernemer is aangemerkt op grond van het VdSteen arrest van het HvJ. In VdSteen sprak het Hof uit dat een dga die door zijn holding aan zijn werkmaatschappij wordt ter beschikking gesteld daarmee geen ondernemer is. Dit was anders dan de Nederlandse Hoge Raad een paar jaren eerder had uitgesproken. Het bijzondere is nu dat een dga natuurlijk best om andere redenen ondernemer voor de BTW kan zijn en blijven. Bijvoorbeeld voor de verhuur van onroerende zaken. Nu zou het kunnen dat deze Rechtbank, net als een andere niet zo lang geleden, meent dat de verhuur van de werkkamer niet tot ondernemerschap kan leiden, omdat deze onderdeel uitmaakt van de loondienstrelatie van de werknemer (dga) en de werkgever (zijn holding). Mij lijkt dat geen juiste gedachte, omdat 7-2-b in alle gevallen leidt tot ondernemerschap voor de BTW. Er gelden geen voorbehouden. Dan terugkerend bij de uitspraak over de werking van het vertrouwensbeginsel. Het lijkt mij dat dit niet aan de orde hoeft te komen, nu deze dga ondanks VdSteen gewoon ondernemer is gebleven. Dit zijn uitspraken die het gevolg zijn van naheffingsaanslagen die zijn opgelegd voor de BTW die is teruggevraagd op woningen. De stand van zaken komt aan de orde bij mijn volgende lezing, over 'privé gebruik'.

zondag 13 september 2009

Boetes en 'misbruik van recht'

In een procedure die vorige week is gepubliceerd, komt de vraag aan de orde in hoeverre een boete terecht is in een situatie dat er een BTW besparende constructie is toegepast. Het ging om een situatie die werd aangemerkt als 'misbruik van recht'. Dit heb ik in eerdere stukjes op dit blog al eens aan de orde gesteld. In principe kan iets in de BTW als misbruik van recht gelden ingevolge uitspraken van het Europese Hof van Justitie, waarvan Halifax de bekendste is. Ik gaf al eerder aan dat ik meen dat daar de grens ligt van wat je kunt doen om BTW te besparen. Nu ging het om de vraag of er een boete dient te gelden als er sprake is van misbruik van recht. Gevoelsmatig zou je zeggen van wel. Er is immers sprake van misbruik en dat hoort niet. Naar mijn mening terecht, werd in de bedoelde procedure vastgesteld van niet. De rechter oordeelde dat je in de oprechte veronderstelling kunt verkeren dat je iets doet dat juist en acceptabel is, ook als blijkt dat dit niet zo is. Getoetst dient aldus te worden wat de bedoeling van partijen was, toen zij hun beslissingen maakten. En dat was in het onderhavige geval niet om te weinig belasting te voldoen, maar om een lager doch juist bedrag aan belasting te voldoen. Dit betekent dat in de meeste gevallen de grenzen van de mogelijkheden kunnen worden opgezocht, zonder het risico van een boete. De eventuele pijn betreft dan alleen de misgelopen constructiemogelijkheden die verder van de rand liggen...

maandag 7 september 2009

Consequenties onverbindendheid 3-3-b

De eerstvolgende lezing van Bennett BTW Adviseurs gaat het om drie uitspraken die de gemoederen erg bezig houden. Over alledrie heb ik al eerder iets geschreven. In één van de uitspraken is artikel 3-3-b van de wet onverbindend verklaard op een deel van de werking. De vraag is nu wat de consequentie daarvan is. Uitgesproken is dat het artikel niet kan werken in de toevoeging ‘waaronder grond begrepen’. Dit zou betekenen dat in alle gevallen dat iemand een onroerende zaak laat realiseren op eigen grond, er geen sprake meer kan zijn van een heffing over de gehele waarde. De consequentie kan zijn dat de heffing wordt verminderd met de waarde van de grond. Denk aan een situatie waarbij een ziekenhuis wordt gebouwd op een locatie waar eerst een weiland is. Als het ziekenhuis het weiland aankoopt, dan is over de verkrijging Overdrachtsbelasting verschuldigd. Als het ziekenhuis dan wordt gebouwd, dan volgt een 3-3-b-heffing over de gehele voortbrengingskosten, dus inclusief de waarde van de grond (verhoogd met Ovb). Als de uitspraak van het Hof in stand blijft, dan vervalt die laatste heffing. Dit betekent dat de BTW over alle kosten niet in aftrek kan worden gebracht, omdat er geen belaste levering volgt. Het betekent ook dat de heffing over de voortbrengingskosten achterwege blijft. Het verschil is ongeveer gelijk aan de heffing van BTW over de grond in het voordeel van het ziekenhuis. Bij de advisering dient met deze uitspraak terdege rekening te worden gehouden, met name nu we het standpunt van de Hoge Raad nog niet kennen. In de volgende lezing wordt dit allemaal uitvoerig uitgelegd, dus kom langs in Eindhoven, Zwolle of Nieuwegein op 22, 23 of 24 september.