woensdag 27 mei 2009

BTW verschuldigd door vermelding

Vrijwel iedereen zal er mee bekend zijn dat BTW verschuldigd is als je het op een factuur vermeld. Dit systeem is uitgewerkt in art. 37 van de Wet OB. Dit is één van de wat kleinere onderwerpen die aan de orde komt bij de eerstvolgende lezing van Bennett. Inspecteurs grijpen vaak naar dit artikel in situaties van conflict. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat BTW is berekend aan een buitenlandse afnemer. Als de inspecteur meent dat dit ten onrechte is gebeurd, dan is de BTW niet aftrekbaar bij de afnemer, maar wel verschuldigd bij degene die de factuur heeft gemaakt. Niet aftrekbaar, omdat het niet om op juiste wijze berekende BTW gaat. Deze aftrek is vaak eenvoudig te weigeren, omdat deze meestal pas later, soms na verloop van het jaar, door de buitenlander in Heerlen wordt terug gevraagd. De BTW blijft verschuldigd in Nederland, omdat we art. 37 hebben. Dan gaan we crediteren en lopen tegen de voorwaarden aan die daarvoor gelden. Ik heb ze eerder in dit weblog al eens kort aangehaald. Kan heel lastig worden om dit op te lossen, in die zin dat het oplosbaar is maar heel veel inspanningen kost. Vandaar dat het wel goed is om te weten onder welke omstandigheden art. 37 Wet OB niet kan werken. Dat is het geval als degene die de factuur maakt geen ondernemer is (of 'belastingplichtige' in de zin van de Richtlijn), of de afnemer dat niet is.

Fraude, de cijfers

Gisteren schreef ik over intracommunautaire BTW fraude en de vraag welke bedragen er nu mee gemoeid zijn. Euro 654 miljoen over 5 jaar of Euro 100 milliard per jaar in de hele EU. Ik zou het nog eens nalezen. De rapporten maken het duidelijk, maar uit de antwoorden op de vragen blijkt het al. Het tweede enorme nauwelijks te geloven bedrag is aannemelijker dan het eerste, dat al erg genoeg zou zijn... Het minder hoge bedrag is gebaseerd op gegevens van de FIOD, die zijn gebaseerd op de fraude die is opgemerkt door de FIOD. Zonder daar cynisch over te zijn, zal iedereen begrijpen dat dit niet alle fraude zal betreffen. Al met al ben ik er van overtuigd dat intracommunautaire fraude ('carousselfraude') alleen al in Nederland om miljarden per jaar gaat! Als iemand die bij de overheid met deze fraude bezig is, geïnteresseerd is, zou ik willen vragen bel me eens, want ik heb een oplossing. Arrogant, ik weet het, maar het gaat om iets dat technisch kan werken en al is uitgedacht samen met een club die aan de overheid is gerelateerd. Nu nog bij de juiste man of vrouw op het bureau krijgen...

dinsdag 26 mei 2009

Intracommunautaire BTW fraude

De staatssecretaris antwoordt op vragen uit de Kamer over het rapport van de Rekenkamer over deze fraude. Wat me aan dat rapport opvalt is het bedrag aan fiscaal nadeel dat wordt genoemd. Dat zou Euro 654 mio bedragen in de periode 2003-2007. Dat is om meerdere redenen bijzonder. Ten eerste: Hoe zou dat berekend zijn? Een berekenening, of benadering van een berekening, zou betekenen dat je de fraude wel zo ongeveer in beeld hebt. Op Europees niveau wordt dit echter wel als een deel van het probleem gezien. Hoe krijg je de fraude goed in beeld? Met name de kleinere fraudes met BTW lijken mij nauwelijks op te merken. En toch zijn die zeer verstorend voor het functioneren van de maatschappij. Een tweede opmerking ten aanzien van het genoemde schadebedrag betreft de hoogte van het bedrag. Het is een heel hoog bedrag, maar als je uitgaat van de Europese cijfers lijkt het probleem nog veel groter. Daar zie ik bedragen voorbij komen van Euro 100 mia (miliard, dus) per jaar. Als Nederland 5% betaalt aan de EU, dan zou dat kunnen betekenen dat Nederland 5% van de economische waarde van de EU vertegenwoordigt. Dan zou er sprake zijn van Euro 5 mia per jaar voor Nederland. We weten het niet. Het hoge bedrag dat in EU verband eens is genoemd, is gerelateerd aan een maximum in de 'ergste' jaren. Met name Engeland heeft een deel van de fraude nu onder de knie. Ook het einde van de FCIB Bank schijnt heel veel verschil te maken. Het blijft intrigerende materie, die BTW-fraude. Ik ga het rapport van de Rekenkamer nog eens lezen en kom er dan weer op terug...

maandag 25 mei 2009

Naheffen niet mogelijk na suppletie

Eerder heb ik het al gehad over crediteren, elektronisch factureren en dergelijke. Allemaal onderwerpen die aan de orde komen bij onze volgende lezing. Vandaag maak ik (alvast) een paar opmerkingen over een situatie dat een inspecteur niet meer kan naheffen, ondanks dat vast staat dat een belastingplichtige te weinig heeft betaald! Altijd goed om te weten voor een klant, toch? Het gaat om een situatie dat een verzoek om teruggave is gedaan bij suppletie en dat dit verzoek is gehonoreerd door de inspecteur. Onderscheid moet worden gemaakt in twee denkbare situaties. Ofwel er is teruggevraagd wat eerder te veel is betaald, ofwel wat eerder te weinig zou zijn teruggevraagd. In het laatste geval is naheffing voor de inspecteur niet meer mogelijk! De redenering van de Hoge Raad is dat in een dergelijk geval een niet-wettelijk verzoek om teruggave is gehonoreerd door de inspecteur. De AWR laat naheffing niet meer toe. Dat geldt niet in het andere geval, dat terug is gegeven wat eerder te veel zou zijn betaald. Dan is naheffing wel mogelijk. Er blijft echter toch een effect dat u moet kennen. Naheffing is wel mogelijk, maar een boete niet! Bij de lezing komt dit verder aan de orde met meer uitleg. Ik denk dat elke adviseur dit moet weten, want u kunt zich voorstellen dat de inspecteur soms aan deze uitspraken van de Hoge Raad moet worden herinnerd!!

dinsdag 19 mei 2009

Teruggaveverzoek buitenlandse BTW: Anders! Of niet?

Er ligt een nieuw wetsvoorstel voor de Wet OB waarover ik het al eerder had. Het is het wetsvoorstel waarin ook de nieuwe regeling voor de plaats van dienst is opgenomen. In datzelfde voorstel is ook de nieuwe regeling opgenomen voor verzoeken om teruggave van BTW die is betaald in een andere lidstaat van de EU. Een aftrekgerechtigde ondernemer heeft recht op teruggave van BTW, ook in andere lidstaten. Die BTW kan worden teruggevraagd in de betreffende lidstaat met een eenvoudig formulier. Deze procedure wordt nu anders. Naar het schijnt heel anders en, vooral, eenvoudiger! Ik heb daar mijn twijfels over, over die eenvoud. Het is weliswaar zo dat alle verzoeken van alle lidstaten straks bij de eigen lidstaat kunnen worden ingediend, maar eenvoudiger wordt het verder niet. De teruggaveverzoeken worden doorgestuurd naar de andere lidstaten. Die kunnen daarop reageren met vragen. In feite is het zo dat, ná het doorsturen, de ondernemer weer gewoon te maken heeft met de Belastingdienst van het land waar het verzoek op van toepassing is. Ik heb zo'n idee dat er dan verder niets verandert. Als dat waar is, dan moet elk internationaal opererend bedrijf nog steeds gewoon per lidstaat bijhouden wat de status is van het verzoek. Voor sommige lidstaten zal dat meer aandacht vragen dan voor andere. Net als nu...

donderdag 14 mei 2009

Listing bij diensten

Vanmiddag gaat de lezing van Bennett over de nieuwe regels voor de plaats van dienst in de BTW. De regels gaan in op 1 januari a.s. en één van de nieuwe dingen is dat een ondernemer een 'listing' moet gaan maken voor alle diensten over de grens. Zowel de diensten die hij zelf verleent aan andere ondernemers buiten Nederland en binnen Europa, als omgekeerd. Het is heel logisch, zo'n listing, maar gaat het ook nut hebben? Dat raakt aan de vraag of listing bij leveringen binnen Europa wel nut heeft. Een listing is een overzicht van alle transacties die intracommunautair zijn gedaan. Tot nu met leveringen en binnenkort dus ook met diensten. In theorie sluiten de listings van de ene ondernemer aan met die van de andere. In theorie, want er zijn natuurlijk oneindig veel redenen waarom die listing niet aansluit. Ik noem er een paar. Het anders omrekenen van verschillende valuta, het in verschillende tijdvakken opnemen van de verschuldigde BTW, terecht of onterecht, het op een ander BTW nummer aangeven van BTW, terecht of onterecht, etc. In theorie zouden al die afwijkingen door de Belastingdienst moeten kunnen worden opgemerkt. In de praktijk is dat nu niet zo met leveringen. En die regeling bestaat al ruim 15 jaar....

maandag 11 mei 2009

Wetgever liever niet hernummeren

De wetgever ontkomt er niet aan om regelmatig fiscale wetgeving aan te passen. Dat is heel logisch. Dat daarbij wel eens hernummerd moet worden begrijp ik ook. Toch zou ik er voor willen pleiten sommige artikelnummers niet te veranderen. Dat zijn van die nummers waar een bepaalde handeling fiscaal mee wordt benoemd. Denk daarbij aan een 31 overdracht in de BTW of de aloude 3-1-h-levering. Die laatste is een aantal jaren terug een 3-3-b-levering geworden. Geeft niet, zou je zeggen, maar het praat echt een stuk lastiger. Ik noemde de 31 overdracht, omdat in het nieuwe wetsvoorstel voor de regels voor de plaats van dienst, zoals die gaan wijzigen per 1-1-2010, ook dat mooie nummer gaat veranderen. Als het voorstel zo wet wordt, tenminste. Ik zag in het commentaar van de NOB dat ze hier ook een opmerking over hebben gemaakt. Dat is mooi. Het is niet zo academisch als de andere opmerkingen en wellicht ook minder belangrijk, maar ik ben toch blij dat de NOB dit opmerkt. Dan zal ik het later in dit weblog ook over de wellicht belangrijker zaken hebben. Dat doe ik natuurlijk ook donderdag a.s. bij de lezing over dit onderwerp.

donderdag 7 mei 2009

Vermogensetikettering in de BTW

Er zijn toch veel leuke onderwerpen om te behandelen bij de lezing over onroerend goed. En deze komt ook aan de orde bij de lezing over formaliteiten in de BTW (in juni). Om met die laatste te beginnen: om alle BTW op bijvoorbeeld een woning af te kunnen trekken bij gemengd gebruik van die woning (privé én zakelijk), moet je in de administratie van de ondernemer de vermogensetikettering vastleggen. Er moet dus ergens in de administratie een stuk zijn waarop staat dat er voor is gekozen de woning deel te laten uitmaken van het vermogen van de onderneming voor de heffing van BTW. Een formaliteitje dat vaak wordt gemist en waarvan al jurisprudentie is, dat dan de BTW niet aftrekbaar is.... Ik heb het dan over een situatie die inmiddels bekend staat als CCT. Een ondernemer voor de BTW bouwt een woning en mag, bij gemengd gebruik van de woning, de BTW aftrekken. Voor het privédeel volgen correcties. Dit betekent dat een ondernemer goedkoper uit is met zijn nieuwe woning dan een niet-ondernemer. Het Hof van Justitie van de EU vindt dit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Een belastingplichtige voor de BTW heeft nu eenmaal een andere positie dan een niet-belastingplichtige.

Onroerend goed puzzle

De meeste mensen weten wel dat het aandacht vraagt hoe BTW en Overdrachtsbelasting zich met elkaar verhouden bij een onroerend goed transactie. Ik durf de stelling wel aan dat het altijd fiscaal aantrekkelijker wordt als de puzzle goed wordt gemaakt. Er zijn heel veel elementen waarmee rekening gehouden dient te worden. Daar is weer een nieuw elementje bij. De vrijstelling Overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten geldt vogens Hof Den Haag ook voor natuurlijke personen. Dit, vanwege de werking van het gelijkheidsbeginsel. Een heel vergaand gevolg van dit beginsel. Met monumenten is het altijd extra oppassen. Er zal niet snel sprake zijn van vervaardiging, ook al wijzigt de bestemming. Zo zijn er nog wel meer opmerkelijkheden bij monumenten, die de uitslag van de puzzle beter kunnen maken (of slechter...).

dinsdag 5 mei 2009

Tijd voor verordening?

De BTW regelgeving wordt volledig beheerst door de BTW Richtlijn van de EU. Daarnaast zijn er ook verordeningen op deelonderwerpen. Het werken met de Richtlijn kan in de praktijk heel lastig zijn, omdat een richtlijn een aanwijzing is voor een wetgever van een lidstaat. Door bepaalde manieren van interpreteren en doordat de Richtlijn voor belastingplichtigen 'directe werking' heeft, is de invloed echter veel groter. Naar mijn gevoel maakt deze gang van zaken dat sommige delen van de wetgeving voor de BTW volkomen onnodig zeer gecompliceerd zijn geworden. Zo meent de Belastingdienst op het moment dat verhuur geen verhuur is in de zin van de BTW als er diensten aan worden toegevoegd. Een onderwerp waar ik nog op terug kom. Ik behandel het ook in de onroerend goed lezing van september. In beginsel kun je vrij makkelijk afgrenzen wanneer verhuur vrijgesteld zou moeten zijn. Het wordt nu moeilijk, omdat we een Nederlandse wet hebben, die gebaseerd is op civiel recht en we hebben een Richtlijn met een interpretatie van het Hof van Justitie. Al die regels bij elkaar worden verschillend geïnterpreteerd en je hebt onnodige verwarring. Met een verordening zou deze verwarring zich niet voordoen. Vandaar mijn vraag of het niet tijd is voor een verordening op het gebied van de BTW. Ik kwam hierop toen ik las dat er prejudiciële vragen zijn gesteld of iets een levering of een dienst is.....

maandag 4 mei 2009

Elektronisch factureren

De overheid tracht elektronisch factureren te stimuleren. Mede om die reden heeft de staatssecretaris het eenvoudiger gemaakt. Heel kort gezegd, zou je kunnen vaststellen dat er geen bijzondere eisen meer zijn. Des te belangrijker dat je zelf zorgt dat de juistheid van een factuur gewaarborgd is, ook als die elektronisch is opgemaakt en verzonden. Er zijn eenvoudige en goedkope oplossingen beschikbaar. Ik heb me er niet in verdiept, maar weet dat bijvoorbeeld Diginotar goede oplossingen heeft. Op hun site kun je ook zien hoeveel het bespaart om facturen elektronisch op te maken en te verzenden. Bij onze lezing over de formaliteiten van de BTW van 18 juni a.s. komt elektronisch factureren ook aan de orde.

vrijdag 1 mei 2009

Crediteren bestaat niet!

Het blijft leuk om dat over crediteren te beweren. Dat het niet zou bestaan. Dat is natuurlijk niet zo, het komt juist dagelijks voor. Toch bestaat het op een bepaalde manier niet, omdat het niet voorkomt in de Wet op de Omzetbelasting 1968. Het debiteren van BTW levert onmiddellijk een verplichting op, al was het uit art. 37 van de wet. Het crediteren echter neemt die verplichting niet weg. We doen in de praktijk alsof dat wel zo is. Is het fout, nou dan crediteren we toch... Volgens de staatssecretaris leidt dit crediteren alleen tot een correctie BTW als 'het risico op het verlies van belastinginkomsten' wordt weggenomen. Hij noemt daar drie methoden voor die niet echt haalbaar zijn in de praktijk. Uitspraken van het Hof van Justitie van de EU geven gelukkig meer ruimte. Alleen blijkt daar weer een andere correctiemethode uit. Niet op de aangifte, maar met een apart verzoek. De praktijk redt zich wel, althans zolang de inspecteur het goed vindt... In de lezing van Bennett van juni wordt op de risico's bij crediteren uitgebreid ingegaan en hoe die kunnen worden weggenomen. Ik meen dat iedereen die zou moeten kennen.