donderdag 9 juli 2009

Constructies: Wat mag wel en wat mag niet?

In eerdere berichten heb ik al het een en ander opgemerkt over ‘BTW constructies’. Hierna wilde ik het hebben over wat wel en wat niet mogelijk is. Al eerder gaf ik mijn mening dat je als belastingplichtige de meest gunstige oplossing moet kiezen. De oplossing die het minste fiscale druk geeft, dus. De vraag die je dan zou kunnen stellen is waar de grenzen liggen. Wat mag nog wel en wat mag net niet. Die grenzen ga ik het nu over hebben. Daar is erg veel jurisprudentie over en daardoor lijkt het moeilijk. Ik denk dat het niet zo moeilijk hoeft te zijn. Een aantal dingen die niet kunnen, liggen erg voor de hand (al gaan ze vaak mis). Dat is fraude en schijnhandelingen. Fraude is alles wat bewust gedaan wordt op een manier die wettelijk is vastgelegd dat het niet mag. In de meeste gevallen is fraude onmiddellijk als zodanig herkenbaar. We houden ons er niet mee bezig. Schijnhandelingen zijn vastleggingen van het één, terwijl in werkelijkheid het ander zich voordoet. Minder makkelijk herkenbaar, maar ook daar houden we ons niet mee bezig. Het is soms ook voor eerzame burgers oppassen met de feiten. Wees er scherp op. Alleen feiten in de toekomst kunnen nog worden veranderd, die in het verleden absoluut niet. Een adviseur denkt na over alle varianten voor de toekomst, maar is tot niets bereid ten aanzien van het verleden. Feiten zijn feiten. Wat we dan overhouden is misbruik, of fraus legis. Voor de BTW geldt hier als richtsnoer wat het Hof van Justitie heeft gezegd in de uitspraak Halifax. In het volgende bericht zal ik aangeven wat daarin werd overwogen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten